332 werd de zaak ter beslechting aan de provincie als „competente rechter" overgelaten, met het bekende gevolg (Res. S. 6.13, 22. September 1678) AANTEEKENING N° 33 (bladzijde. 153). Suriname was in 1667 door een Zeeuwsch eskader den Engelschen ontnomen en bij den vrede van Breda (31 Juli) aan de Republiek afge staan. De kolonie kwam onder beheer van de Staten van Zeeland, die daarheen drie Compagnieën zonden. In October 1678 tijdens het gouverneurschap van Johan Heinsius, ontvingen Hunne Hoog Mo- genden bericht, dat Suriname „in ongelegenheyt was gebracht door de „revolte en vyantlycke invasie van de Indiaansche Naturellen". Een zending van ongeveer 175 man bleek voldoende om de rust te her stellen (Res. S. G. 13 October, 4, 28 December 1678, 17 Januari 1679). In 1682 verkochten de Staten van Zeeland de Kolonie aan de West- Indische Compagnie. Deze ontving dd. 23 September een octrooi, be vattende de bepalingen, volgens welke Hunne Hoog Mogendheden de overdracht goedkeurden; de drie Zeeuwsche Compagnieën vertrokken daarop naar het vaderland (G.P.B. III 1424, Res. S. G. 23, 24 Sep tember 1682). Cornet.is van Aerssen van Sommelsdijk trad op als gou verneur (Res. S.G. 17, 20 Juli 1683). In 1686 werd de kolonie als 't ware verdeeld onder de bewindhebbers der West-Indische-Compagnie, den magistraat van Amsterdam en Coenblis van Aerssen, die een „societeyt" vormden, ieder met een-derde aandeel (Res. S.G. 30 April 1686). Aerssen, die gouverneur bleef, liet zich weldra kennen als uit sluitend op het behalen van eigen voordeel bedacht; hij werd op 19 Juli 1688 door oproerige soldaten gedood. Zij bemachtigden het fort en kozen eigen officieren. De opstand werd spoedig onderdrukt, 8 sol daten werden opgehangen, 3 geradbraakt, de overigen ontslagen. De nieuwe directeurs der kolonie benoemden onder het welbehagen van Hunne Hoog Mogendheden Johan van Scherpenhuysen tot gouver neur; tot betere handhaving van het gezag, bepaalden zij dat de mili taire commandant Abraham van Vredenburgh rang zou nemen on middellijk naast den gouverneur, boven de raden ((Res. S.G. 20, 31 De cember 1688). Bij gelegenheid dat de kolonie onder de directie der West-Indische Compagnie kwam, ontving deze van zes provinciën Friesland wei gerde daaraan mede te doen de beloften van: 1° een jaarlijksche subsidie, om daaruit de kosten van de militie te kunnen vinden, 2° een tegemoetkoming in de koopsom, waarbij de zes provinciën aan de ge melde W. I. C. „absolutelijck hadden gegeven het recht om voor een „man te participeren in alle ordonnantiën ten behoeve van s' Lands „Capitainen te voet, maandelijk geslagen werdende, ende dat over alle „compagnien op de repartitie van yeder der voorschreve ses provin-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 352