333 „cien bij den Staat van oorlogh gebracht, hebbende de hooggemelte „heeren Staten derselver provinciën mede expresselijck gewilt, dat „geene ordonnantiën aan de Capitainen ofte derselver solliciteurs „souden mogen werden geëxtradeerth voor en aleer deselve capitai- „nen ofte derselver solliciteurs aan de ontfangers bij de geseijde W. I. C. „in de respective provinciën aan te stellen, souden hebben betaalt „thien guldens voor yder ordonnantie, sonder onderscheyt vande „Kleijne maandt, bedragende s'jaars tnegentigh guldens voor yder „man, ofte dat andersints ter keure van de Conpagnie de respective ,,s' Lands ontfangers souden gehouden zijn, op ijder ordonnantie als „vooren, ten behoeve van deselve Compagnie in te houden thien gul- „dens". (Res. S. 6. 20 December 1696). Door deze bepaling werd de sterkte bij de infanterie feitelijk met één man per compagnie verminderd, de beruchte „man voor Suriname". AANTEEKENING N° 34 (bladzijde 157). Na overlijden van Wolfert van Brederode (1679) kwam zijn woning te 's-Gravenhage, genaamd het Hof van Brederode, aan zijn zuster Hedwig Agnes, die ze in 1683 verkocht aan de heeren van de Sociëteit, welke in 1649 de Nieuwe Kerk had gesticht. De nieuwe eige naars richtten het huis in tot „een academie militair of oeffenplaats „voor ridderlijke exercitien zoo te voet als te paard, en lieten ten dien „einde aldaar opregten een manege, stallinge en loopplaats met den „gevolge van dien, om in tijd en wijlen bequaame personen ten dienste „van het Vaderland, inzonderheid in oorlogstijden te konnen voort brengen". Als directeur trad op Henri de Vernes, heer van La Vallee, ook genoemd Henry de Vincette, heere de la Vallé (Res. S. G. 5 December 1702), Henry du Vinet, heer de la Vallé (Res. S. G. 29 Augustus 1703) en Henry de Vernay, heer van La Vallee (Res. R. v. St. 24 Augustus 1703).op een traktement van 5000 's jaars, repartitie van Holland. In 1686 werden de jonge graven van Bentheim Arnold Jodocus, geboren 1666, en Statius Philippus, geboren 1668, door Hunne Hoog Mogendheden, onder wier bescherming Zij stonden, geacht den leeftijd te hebben bereikt tot ,,'t leeren van adelijke exer- „citien" in de academie (Res. S. G. 18 December 1686). De jongste was uit hun naam ten doop gehouden „ende met een naem staende op de benaminge van haer Ho. Mog. vereert" (Res. S. G. 22 November 1703). Langzamerhand ging de zaak der academie achteruit en men dacht aan opheffing, de directeur verzocht, ingeval van opheffing, regeling zijner wedde „opdat hij suppliant in staat mogte wesen om middeler- „wijl zich van een andere gelegentheyt van zijne numereuse domestyc- „quen en paerden te ontdoen, en syne meublen van ontrent de 20 ge- „tapisseerde en gegarneerde vertrecken, off te verkoopen, off elders te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 353