336
„Staet van mijne onderhebbende compagnij in de jare 1676 en 1677",
zijnde een voorbeeld van nauwkeurig bijgehouden administratie.
(Verslagen van 'sRijks oude archieven 1901, bladz. 63).
AANTEEKENING N° 39 (bladzijde 180).
Arent van Dalen had in 1694 van Groningen nog£ 833 te vorderen
hij verzocht de tusschenkomst van den Raad van State „uit mededoo-
„gen met sijn overgroot gebrek en armoede". De Raad belastte een
kamerbewaarder om hem maandelijks 20 uit te keeren, totdat hij
in 't geheel 400 had ontvangen, onder bepaling „dat dit geld eniglijk
„sal dienen tot des suppliants nodig levensonderhoud sonder dat sijn
„crediteuren daarop eenige pretensien sullen mogen maaken of het met
„arresten bekommen." (Res. R. v. St. 17 Juli 1694).
AANTEEKENING N° 40 (bladzijde 241).
De kolonel de Perponcher-Sedlnitzky schijnt een lastig heer te
zijn geweest. Veelvuldig waren de klachten van burgers over zijn han
delingen als commandeur van Sas van Gent „in't stuck vande commer-
„cie" en het door hem uitgeven van paspoorten. In Juli 1679 kreeg hij
een veroordeeling „omme te compareren inde Raetcamer van haer
„Ed. Mo. ende aldaer met behoorlijcke submissie het collegie ter ad-
„miraliteyt in Zeelandt te bidden om vergiffenisse ter saecke vande
„injurien ende bedreyginghe", tevens tot het betalen eener boete van
5000 en van de kosten van justitie. Na vergeefsche pogingen in 't
werk te hebben gesteld om van de boete vrijgesteld te worden, gelastte
de Raad van State in Mei 1680, „bij openbare trommelslagh te publi
ceren dat hij de sententie sal gevolg geven" onder bedreiging van
inbeslagneming zijner goederen te Sas van Gent. Zijn zoon Isaacq, heer
van Everinge, stortte de 5000, waarna de inbeslagneming werd op
geheven (Res. S. G. 12, 25 April, 24 Mei, 8 Juni, 1, 28, 29 Juli, 4 Augus-
tius 1678, Res. R. v. St. 22 Juli, 14 Augustus, 3, 10, 13 November,
Res. S. G. 2 December 1679, 8 Januari, 11 Maart, 15 April. Res. R. v.
State 13 Mei, 4 Juni 1680, Res. S. G. 19 Maart 1683).
Wegens een onhebbelijk optreden tegen den majoor Johan de
Vassy werd de kolonel bij sententie van den hoogen krijgsraad ver
oordeeld om in tegenwoordigheid van gedeputeerden van den krijgs
raad en officieren van zijn regiment openlijk te verklaren, dat de ma
joor de Vassy was „een nut, valliant en bequaem officier" (Pamflet N°.
11783).
AANTEEKENING N° 41 (bladzijde 243).
Ulsparre komt in Deel V voor als Ulfspaar (zie bladzijde 491).
't Verwekte aan het Hof van Zweden „groot esclat" dat de officieren
van het regiment, ter oorzake dat zij tegen het bevel van Zijn Hoog-