337
heid bleven overnachten in het dorp Sinderen, waar brand ontstond,
in arrest werden gesteld en schadevergoeding moesten betalen. Prins
Willem III vroeg aan de betaalsheeren vrijstelling van betaling we
gens „loffelijcke dienst in de laetste actie met den vijandt" (Secr. Ees.
S. 6.14, 28 Augustus, S. G. Lias loopende 1674 dd. 25 Augustus).
AANTEEKENING N° 42 (bladzijde 265).
In 1672 had Melchior van Brodden te vergeefs beproefd om met
Theodor Brasser, vertegenwoordiger van Hunne Hoog Mogenden in
Brunswijk, een capitulatie te sluiten, om reden dat hij in Holland geen
borgen kon stellen (Res. S. G. 23, 28 Mei 1672). 't Gelukte hem even
wel om een commissie te verkrijgen. In 1674 werd Brodden op de voor
poort te s'-Gravenhage gevangen gezet om zich te verantwoorden over
den slechten toestand waarin zijn regiment zich bevond. Ingevolge de
op 3 Februari door Zijn Hoogheid goedgekeurde sententie werd hij
gecasseerd en veroordeeld tot gevangenis zoolang een boete van £10.000
en de kosten van justitie door hem niet waren afbetaald (Ees. S. G. 29
Maart 1674). Te zijner verontschuldiging moge het volgende strekken.
In Mei kwam het korps ter sterkte van 6 compagnieën onder bevel van
luitenant-kolonel Faust te Nijmegen in berooiden toestand aan. De
Staten van Zeeland hadden slechts voor enkele weken gelieven te
betalen; zij verwezen het korps voor verdere betalingen naar Friesland
en Groningen, op grond dat deze provinciën hare schulden voor de
extra uitrusting van de vloot niet hadden voldaan. Het korps, bekend
als „esquadron van luitenant-colonel Faust" kon van geen enkelen
betaalsheer voldoening verkrijgen, zoodat verloop moest volgen (Ees.
S. G. 31 Mei, 1, 8, 18 Juni, 4 Juli, 2 Augustus, 3 September, Secr. Ees.
S. G. 31 Juli 1674, Ees. S. G. 31 Juli 1675).
AANTEEKENING N° 43 (bladzijde 283).
De Eaad van State ontving van prins Johan Maurits van Nassau
die zich in het dagelijksche leven alleen Maurits noemde het
volgende schrijven dd. 19 December 1674 (1):
„Edele Mogende Heeren.
„Uyt genegentheit en affectie tot desen Staet heeft den heere prins
„Maurits van Nassau, etc. tot defensie van den IJssel anno 1672 naar
„Arnheim komen laeten twee metaele stucken, schietende yder dry
„ijsers, gemonteert op karaffuyten, en een klein mortier; En also de-
,,selve van den vijant binnen Arnheim voorsz. genomen, en van Sijn
„Hoogheit in de Graef herwonnen zijn, so versoeckt den heere prins
„Maurits, of U Ed. Mog. die goetheit geliefden te hebben, dat hem de-
„selve wederom mogten werden behandigt, met presentatie, dat de-
(1) Staatsarchief Wiesbaden, litt M 675.
VI 22