20
onder Montecuccoli, hetwelk, ten deele door de Republiek bekostigd,
ingevolge artikel 2 van het tractaat bij tijden door hare commissaris
sen gemonsterd moest worden. Montecuccoli had zijn strijdmacht bij
Neurenberg verzameld en Tueenne (1) gedwongen, toen deze bij Mor-
gentheim zijn opmarsch naar de Nederlanden wilde beletten, tot den
terugtocht over den Neckar en den Rijn naar de Neder-Palts. De kei
zerlijken legerden zich boven Bonn, de Staatsch-Spaansche troepen
naar de zijde van de stad Keulen; het hoofdkwartier van prins Willem
bevond zich te Poppelsdorf. Op 12 November lieten de belegerden dé
„chamade" slaan ten teeken, dat zij tot de overgave bereid waren. In
gevolge de op den volgenden dag gesloten capitulatie trok het voetvolk
uit met opgerolde vaandels, stille trom, alleen gewapend met zijdge
weer, de ruiterij zonder paarden. Onder de buit vond men 10000 ge
maakte kasakken, die aan de troepen werden uitgereikt. De keizerlijke
bevelhebber Ottone Enrico del Caretto, graaf van Millesimo en
markies van Orana, werd gouverneur van Bonn. Het Staatsclie leger,
hetwelk het sneuvelen van graaf Coenraad Christoffel van Kö-
nigsmark te betreuren had, marcheerde met het Spaansche over Zons
en Neuss naar Dusseldorf, en betrok vervolgens- de winterkwartieren.
Hunne Hoog Mogenden bedankten den Prins voor „de goede ende voor-
sichtige conduite, onverdrietigen arbeyt ende moeyten, niet sonder
„desselfs lijffsgevaer, inde voorschreve belegeringen geadhibeert ende
„aengewent". Bij zijn terugkomst te 's Gravenhage deelde de Prins ook
de verovering van de stadjes Linnick en Kerpen mede. De schitterende
uitslag van het vernuftige plan werd bekroond door den noodgedwon
gen aftocht der Franschen uit Woerden, Bommel, Crevecoeur en de
geheele provincie Utrecht, gevolgd door Kampen en Steenwijk, zoo
dat op het einde van 1673 de Franschen alleen nog meester waren van
Maastricht, Grave, Arnhem, Nijmegen en eenige kleine plaatsen in
Gelderland. De generaal majoor Fariaux, gewezen gouverneur van
Maastricht, bezette de stad Utrecht, graaf Johan Belgicus de Hor
nes Bomi. Kampen, nog niet geheel veilig voor aanslagen der Mun-
sterschen, kreeg een sterk garnizoen onder bevel van kolonel Jacob
van Goltstein (2).
Terwijl de prins van Oranje zich met het hoofdleger nog buiten
's lands grenspalen bevond, waren Hunne Hoog Mogenden, in overleg
met den veldmaarschalk graaf George Frederik van Waldeck, be
dacht op maatregelen tegen den vijand, die zijne troepen uit Utrecht
en andere ontruimde plaatsen verzamelde en daarmede in de richting
Nijmegen opbrak. Men besloot de beschikbare cavalerie en infanterie
in de Meierij van 's Hertogenbosch te vereenigen en de Spaansche re-
(1) Henri de la Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, kleinzoon van prins Willem
I van Oranje.
(2) Res. S.G. 15, 10 November, 9, 11, 21, 22, 29, 30 December, Seer. Res. S.G. 8 Septem
ber, 3, 4, 10, 16, 18, 25 November, 4, 19, December, Res. H. 28 November, 13 December 1673;
Pamflet 10749. Zie Aanteekening N° 3.