21 geering te verzoeken 3000 paarden en minstens evenzooveel infanterie daarbij te voegen. Uit de Meierij kon men bij invallenden vorst Holland dekken en 's vijands handelingen zonder veel moeite gadeslaan en te gengaan. De verwachting, dat de Staten van Friesland en Groningen hunne cavalerie tijdelijk zouden afstaan en te Harlingen doen insche pen met bestemming naar de Meierij, bleef onvervuld. (1) Terstond na de bevrijding begon men met plannen tot droogmaking van de Hollandsche onderwaterzettingen en versterking van de Grebbe met forten; Crevecoeur zou worden geslecht. De Raad van State liet het naar Holland teruggevoerde geschut met de ammunitie in het ge- neraliteits-magazijn te Delft opbergen. De uitleggers op de Zuiderzee en de binnenwateren werden opgelegd, het volk afgedankt, behalve twee uitleggers op de Zuiderzee tegen den smokkelhandel. Voorts trof men maatregelen „tegens het licentious passeren ende repasseren der „reysende luyden van hier naer plaatsen onder de vijanden gelegen, „en van daer herwaerts off wel door de voorsz plaetsen nae en uyt neu trale Landen". Voor Holland trad althans de normale toestand weder in. Vele door Monterey uit de Spaansche Nederlanden verdreven Fransche gezinnen vonden, met door officieren verleende paspoorten, een toevluchtsoord in Holland en Zeeland; de Staten Generaal verbo den de officieren daarmede voort te gaan (2). Terwijl aan de plannen van Lodewijk XIV tot verovering der Re publiek voor goed de bodem was ingeslagen, had Prins Willem nog een verrassing bereid, welke groote onrust bij de Franschen verwekte. Alvorens naar 's Gravenhage terug te keeren, had de Prins met Mon terey afspraak gemaakt om den hertog van Luxemburg met de uit Utrecht vertrokken troepen „op sijne retraitte naer Vranckrijck" te achterhalen. Op 15 December begaf de Prins zich onverwacht, zonder Hunne Hoog Mogenden in te lichten, naar het leger onder Waldeck bij Rozendaal. Terwijl Condé een stelling bij Espierres aan de Schelde tusschen Oudenaerde en Doornik, had ingenomen, trok de Prins bij Namen over de Maas, waar hij vernam dat Luxemburg bij Chênée over de Ourthe was getrokken, doch op 's Prinsen nadering den voor genomen marsch naar Rochefort had gestaakt, de brug over de Ourthe had afgebroken en naar Chênée was teruggekeerd. In den avond van 18 December nam het Staatsch-Spaansche leger stelling bij het ten westen der stad Luik gelegen Landen. Nadat de „Keysersche troup- pes", die „bij dit rouwe wintersaisoen uitrustten in de winterquartie- „ren", een versterking van 2000 ruiters hadden gezonden, vestigde de Prins op 27 December het hoofdkwartier te Stiplet: Luxemburg was daardoor genoodzaakt tot een overhaasten terugtocht naar Maastricht. (1) Seer. Res. S.G. 411, 14, 21 November, Res. Friesl. 29 October, 8 November, 4/14 November. De kosten voor 300 nieuwe viermanstenten „dicht voor regen, wint ende sonne- schijn" bedroegen 13 het stuk (Res. Gecomm. Raden 11 October 1673). (2ï Res. S.G. 27 October, 18 November, 15, 20 December, Res. H. 20 October, 24 Novem ber, 13, 14 December 1673.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 41