23
„was hersteld, en de saacken van den Lande daar door in dat postuyr
„gebragt, dat Menschelijkerwijze konde hopen en vertrouwen, dat met
de hulp van Syne Goddelijke Majesteit, alles weederom te regt gebragt
„soude wordendat in erkentenisse van het gunt voorsz. twee mil-
boenen aan obligaten, die althans tot laste van meer hooggemelde
„Syne Hoogheid op interest zijn loopende, van meer hooggemelde
„Syne Hoogheid overgenoomen en ten laste, en op de respective
„comptoiren van den Lande, inde gewoonlijke verdeelinge gebragt
„sullen worden" (1) De 2.000.000 betroffen een schuld van prins
„Willem aan Amsterdam, door hem geleend ten behoeve van zijn oom
Karel II van Groot-Brittannië.
Eeeds in het laatst van 1673 was koning Karel naar vrede beginnen
te verlangen. De door tusschenkomst van Spanje aangevangen onder
handelingen verliepen zoo voorspoedig, dat reeds op 19 Februari 1674
de vrede te Westminster tot stand kwam. De Republiek verbond zich
om £2.000.000 aan den koning uit te betalen; voorts om door hare
schepen op de zeeën van kaap Finisterre tot de Statenkaap in Noor
wegen alle Britsche schepen, voerende „Syne Majesteyts wimpel ofte
het Zeyl, gheseyt „Jack" de vereischte „eerbiedigheyt" te doen be
wijzen door het afnemen van den topwimpel van de groote mast en het
strijken van het topzeil. De eerste termijn van de schuld aan den Koning
ad. 500.000 werd dadelijk afgedragen;voor de drie resteerende ter
mijnen verkreeg men een uitstel tot na afloop van den oorlog met
Frankrijk. Toen 't zoover was, droeg de koning het tegoed over op den
Prins van Oranje „in mindering van t'gunt Sijne Hoocheyt ten laste
„van Hoochstgemelte Syne Majesteyt te vorderen hadde." De Staten-
Generaal vereerden den Spaanschen bemiddelaar Peter Fernandez
de Jouar, markies van Fresno, met 30.000, den gezant don BerNARDO
de Salinas met 15.000. De vrede werd te 's Gravenhage gevierd
„met vuijren ende anders" (2).
Ook de onderhandelingen te Keulen spoedden ten einde. Op 14 Fe
bruari werd aldaar de Keulsche minister prins Willem Egon van
Fürstenberg, die elke op nadeel van Frankrijk uitloopende bespreking
tegenwerkte, op last van keizer Leopold opgelicht en te Bonn gevangen
gezet, zoodat men voortaan met meer vrucht kon werken. De eischen
van bisschop Christoffel Bernard van Munster waren zeer hoog: af
stand van Borculo, Bredevoort, Bellingwolde, Lingen, Lichtenvoorde,
Grol, Westwoldingerland, Wedde, benevens een „satisfactio pecuniaria."
Doch des keizers bedreiging met oorlog en rijksban maakte den prelaat
toegevender. Ingevolge den op 22 April met den bisschop gesloten
vrede, moest bij alle door hem in de Republiek bezette plaatsen, zonder
(1) Ros. H. 2 Februari, 20, 24 Maart, Res. S.G. 3, 9 Februari, 20 April 1674; G.P.B. III
123—127.
(2) Seer. Res. S.G. 25 Februari, 6 Maart, 30 September, Res. S.G. 9, 10, 17 Maart, G.P.B.
III 342 dd. 19 Februari 1674, Seer. Res. S.G. 21 Augustus, 1 September 1676, Res. S.G. 5
Mei 1679.