26 halen, hetgeen eindelijk gelukte toen de loopende overeenkomst met Frankrijk vernieuwd moest worden. 11 December kwam een tractaat tot stand waarbij de hertog zich verbond een leger op de been te bren gen, strekkende tot behoud van de rust, geenszins tot bedreiging van wien ook. Het leger zou bestaan uit 1500 paarden, in 3 regimenten ad. 500 paarden en 6 compagnieën, 3000 man infanterie in 3 regimenten van 1000 man, elke van 10 compagnieën ad. 100 man, 1 regiment van 300 dragonders, 2 compagnieën gardes elk van 100 man, de eene te paard, de andere te voet, voorts de noodige staven en artillerie. Van deze macht kwamen oorspronkelijk 1000 paarden en 2000 man in fanterie voor rekening van den keizer, Spanje en de Eepubliek, die ter stond na de ratificatie 50.000 rijksdaalders aan den hertog hadden af te dragen. Aangezien dit tractaat niet namens den keizer en Spanje was meeonderteekend, werd het op 26 Januari 1765 door een ander van gelijke strekking vervangen, volgens welk de geldelijke verplichtingen uitsluitend kwamen ten laste van Spanje en van de Eepubliek (1). Zelfs bisschop Christoffel Bernard veranderde van richting en voegde zijne troepen bij die des keizers, tegen genot eener subsidie, waarover Hunne Hoog Mogenden slecht te spreken waren, aangezien de keizer eerstens had moeten voldoen aan zijne geldelijke verplich tingen tegenover Denemarken, Brandenburg en Brunswijk. In Decem ber zonden Hunne Hoog Mogenden den kolonel Filips van Emmen- huysen tot Eppe naar den bisschop om hem geluk te wenschen met het herstel van vrede en vriendschap, tevens om hem te polsen of hij, zoonoodig, Brandenburg tegen Zweden zou willen bijstaan. De bisschop van zijn kant, wenschte op 16 December Hunne Hoog Mogenden een gelukzalig aanstaand nieuwjaar, hetwelk met een „beleeffde Bescriptie" werd beantwoord (2). Na den aftocht der Franschen, droeg de prins van Oranje het alge meen bevel in Utrecht, Gelderland en Overijssel eerst op aan den mees- ter-generaal der artillerie graaf Willem Adriaan de Hornes, later aan graaf Otto van Limburg en Bronkhorst, heer tot Stirum. In de ontruimde plaatsen was gebrek aan geschut, ammunitie, pionierge reedschap, brandstoffen voor de wachten en vooral aan geld. Zoolang de provinciën ,,niet gedisponeert" waren tot „furnissement van pen ningen" was de Eaad van State machteloos om in de gebreken te voor zien en over te gaan tot de hoogst noodzakelijke inrichting te Utrecht van een centraal magazijn, waaruit door ieder viel te putten. Graaf Johan Belgicus de Hornes, pas benoemd commandeur van Bommel, vond aldaar 7 metalen stukken van 24% ijzer, doch zonder affuiten en toebehooren. De Staten van Holland, die eenig geschut naar Bommel (1) Seer. Res. S.G. 18 Januari, 1 Februari, 16, 28 November, 8, 11, December 1674, 12, 26 Januari 1675. (2) Seer. Res. S.G. 3, 12, 26 November, 2, 4, December. Res. S.G. 22 December 1674.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 46