27 hadden gezonden, vorderden dit terug, doch de commandeur weigerde de aflevering op grond „dat bijnae niet anders soude overblijven tot „defensie als het guarmsoen niet haer handtgeweeer". Te Kampen wa^s, op last van den algemeenen bevelhebber, de kolonel Jacob van Golt- stein op 19 December 1673 met een regiment binnen gekomen, al waar het regiment van prins Willem Maurits van Nassau, op patent van den Prins van Oranje, zich onder zijn bevel moest stellen, omdat Overijssel nog grootendeels door den vijand bezet was; de Staten van Friesland verboden echter het vertrek van laatstgenoemd korps uit hunne provincie. Gelukkig verlieten de Franschen op 30 April Nijme gen, op 1 Mei Zutphen en Arnhem, en werden binnen twee maanden tijds Hasselt, Zwartsluis, Deventer, Zwolle en de kleinere plaatsen van Overijssel, benevens Drente, door den vijand ontruimd. De verdedigings werken waren vernield of onbruikbaar achtergelaten, zoodat genoemde plaatsen met groote kosten weder in staat van verdediging moesten gebracht worden (1). De ontruiming ging met groote ellende voor de burgerij gepaard, met alleen om de buitensporige brandschattingen, ook wegens het mede voeren van gijzelaars. De Staten-Generaal beloofden hunne medewer king tot bevrijding der gijzelaars en tot verzachting van hun lot, maar zij waren onmachtig tot spoedbetrachting wegens het uitblijven der gelden. Utrecht moest een brandschat van twee tonnen gouds opbren gen, waarvoor een leening tegen zes ten honderd werd uitgeschreven. Bommel, een der vele geteisterde steden met een weinig talrijke en arme bevolking, moest 42.000 betalen voor de bevrijding der gijze laars Hattem, hetwelk reeds 5000 contant afleverde, bleef nog 3000 voor de gijzelaars schuldig. De Franschen brachten de meeste gijze laars naar Maastricht, waarheen zij ook de door Keulen uit Deventer en Zwolle mede gevoerden sleepten; anderen voornamelijk afkomstig uit Nijmegen en de landen Maas en M aal, werden te Grave opgeborgen. Allen, ook de slachtoffers van den bisschop van Munster, verkeerden door gebrek en harde behandeling weldra in „ellendigen ende miserable staet". De Utrechtsche griffier Johan Pesters sloot in Mei 1675 met d'Estrades, gouverneur van Maastricht, een cartel regelende de los lating, welke echter nog veel tijd vergde (2). De ontruiming van Gelderland, Utrecht en Overijssel had hunne wederopneming in de Unie ten gevolge „met sessie ende rangh cumannexis Behalve de bepaling omtrent elks quote in de gemeen schappelijke uitgaven, moesten verschillende belangen betreffende <Y ?18- tS:G- ,5' U' Januari, 13, 17, 24, 29 Mei, 16 Juni, Res. R. v. St. 26 Januari, 1 juni, ö.(j. Laas loopende dd. 6 Januari 1674. 8 30 Mwi YY'aS'G.' '.i0 ,T,)eo;,"Ye'' 1673' 6 Maart' Res' S-G- 31 Januari, 15, 16, 22 Februari Tanunri 1C71 o i r!' Jum> 6> 7. 21, 25, 26 Juli, 4 Augustus, Lias loopende dd. 6 ,ïn' Mel' 15' 18' 28 Juni, 1 Juli 1675. Johan Pesters (G. 1620; O. 14 1703) was vader van Ernst, den lateren pensionaris van Maastricht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 47