29
het lamoenpaardbij het geheel een schrijver, een touwslager, een
meester-smid en zijn knecht, per 40 paarden een conducteur, voorts een
wagen met blaasbalg, aambeeld en smidsgereedschap waarmede de
smidswagen zijn intrede bij het Staatsche leger deed een kar voor
smidskolen, een wagen met reservetuigenvergoeding 23 stuivers daags
80 bij verlies, 't Bleek nader, dat de aannemers onmogelijk bij tijds
gereed konden komen met de gareeltuigen, welke ze daarom uit de
magazijns voorraden mochten aankoopen (1). De ponten, groote en
kleine schipbruggen werden te Dordrecht, de paardenbruggen aldaar
en te Weesp in orde gebracht. Een beneden Gorinchem liggende pont-
brug werd in Juni tot zinkens toe aangezeild door een Amsterdamschen
schipper. Ze werd later met de pontbrug bij Schoonhoven verlegd naar
Bommel. Het personeel van de gebroeders Jan en Allert van Beeck
„inventeurs van een secreete Brugge" ontving gelijk traktement
als de pontgasten (2). Gerrit Meulevelt trad op als kapitein der
kanonniers te velde; bij de pioniers werden drie kapiteins aangesteld(3).
1 ETRus Augustinus Rumpf en Johan Noldentjs gingen mede als leger-
doctoren,PAULUS Godefroy en Pierre le Francois als leger-chirurgen,
Johan Bruynesteyn als doctor en chirurg van de cavalerie, op kosten
van dit wapen. De apotheker Frans van Sevenhuijsen ontving op
dracht tot bereiding van geneesmiddelen, aanschaffing van „dertigh
„Regimentskisten te Voett, yder tot tachentich gulden", en levering
van 30 ïi gele was, 30 el ruwlinnen, 8 U kamfer, 4 kan „peter olye",
4 H geraffineerde salpeter en 4 zwavel, alles benoodigd voor de
vulling van 10 petarden. Het overige geneeskundig personeel bestond
uit 4 apothekersknechts als oppassers, 1 intendant en 1 hospitaal-
meester; een ton beschuit en een ton gepelde garst moesten voor de
aan te schaffen ziekentent en het gasthuis te velde worden medege
nomen (4).
Tegenover het uitblijven van consenten en de storting van toegestane
gelden stond de prins van Oranje nagenoeg machteloos. Alleen Holland
maakte een gunstige uitzondering. De andere bondgenooten schoten in
alles te kort; niet alleen leden daaronder de verdedigingswerken en het
materieel, maar vooral de afgewezen compagnieën en het afgewezen
personeel (5). Behalve de bij den staat van oorlog aangevraagde gelden,
dienden in 1674 de volgende extra-petities voor de onvoorziene uit
gaven.
a. Petitie van 2 Maart ad 900.000 voor uitgaven „dewelcke
voorshands soo pertinent niet en connen werden voorzien noch uyt-
gereeckent" tegen 800.000 in 1673.
Res; R' I;St- 9' 2G' 27 Februari, 9, 31 Maart, 9 April, 25 Juni; G.P.B. Ill 186 del 1
22 December, III 187 dd. 24 December 1674.
(2) Res. R. v. St. 6, 10 Maart, 16, 24 April, 13, 30 Juni 1674
(3) Res. v. St. 12 April 1674.
(4) Res. R. v. St. 28 Februari, 13 Maart, 17, 25 April, 9, 16 Mei 1674.
(5) Zie Aaüteekening N°. 4.