34 gevende, dat dan slechts „drie gedevaliseerde compagnieën ommeheen te recruteeren" zouden overblijven. Ditmaal moesten zij voor een sterkeren wil buigen (1). De toevoer van levensmiddelen naar Grave, waarheen de Franschen groote hoeveelheden geschut, ammunitie en gijzelaars uit de ontruimde plaatsen hadden gesleept, werd krachtda dig tegengegaan, de desertie der Franschen van daar aangemoedigd. Ten behoeve der aanvalstroepen kondigden de Staten-Generaal vrij- leger af bij Nijmegen en bij Ravestein. Deze plaats kreeg buiten ver gunning van den eigenaar, hertog Filips Willem van de Palts- Nieuwburg, een Staatsche bezetting, welke onmiddellijk na de over gave van Grave weder zou aftrekken, doch ruim een jaar na deze ge beurtenis aldaar nog aanwezig was (2). Rabenhaupt, voorzien van een instructie, verliet den 8sten Juli 's Gravenhage en begaf zich naar Nijmegen, waar hij zich rechtmatig over velerlei ergerdede paarden, wagens en andere behoeften werden „seer traegh bygebracht ende gefurneert", het geschut kwam stelsel loos uit verschillende oorden, zijn verzoek om prompte betaling voor alle korpsen van zijn vliegend leger bleef onbeantwoord, met gevolg dat Grave pas op 25 Juli kon berend worden. Beneden de stad was spoedig een schipbrug over de Maas geslagen; die voor boven de stad kwam pas op 9 Augustus uit Venlo te Mook aan, waardoor de omsluiting pas twee dagen later tot stand kwam. Rabenhaupt vestigde het hoofdkwartier op het kasteel Balgooi. Behalve de Staatsche troepen, aanvankelijk 7 regimenten cavalerie en 16 regimenten infanterie, tijdens het beleg verder uitgebreid, namen daaraan deel een Brandenburgsch contin gent onder generaal-majoor Alexander van Spaen van 2000 man in fanterie en 900 ruiters, zoo mede eenige Spaansche cavalerie. Plet Brandenburgsche cavalerie-regiment van Frankenberg te voren in dienst van hertog Filips Willem van de Palts-Nieuwburg, maakte zich te Heuinen en Malden schuldig aan muiterij; deze werd spoedig on derdrukt. Rabenhaupt maakte gebruik van het riviertje de Raam om Peel-water in zijn circumvallatie-linie te brengen, waartoe hij een zeer groot aantal arbeiders noodig had. Utrecht en Gelderland leverden 4000 huisluiden, Overijssel 1200; Brabant was tot hulpverleening niet in staat, omdat een groot aantal mannen zich met hunne karren bij het leger van den Prins bevonden, terwijl het platteland bovendien „nogh „continuelijcken met de excursien van den vijandt gequelt bleef". Nadat het beleg van Grave een paar maanden geduurd had, opperden ook de kwartieren van Zutphen en de Yeluwe bezwaren over het lan ger leveren van arbeiders en legerwagens (3). Bij de talrijke gevechten maakten de aanvaller en de verdediger (1) Seer. Res. S.G. 27 Februari, Res. S.G. 21 Maart, 16 Augustus 1674. Pamflet 11067. (2) Res. S.G. 8, 12, 14, 16, 29, 30 Januari, 16, 28, 30 Juli, Seer. Res. H. 20 Juli 1674, Res. S.G. 18 Juni 1675. (3) Seer. Res. S.G. 16, 22 Juli, Res. S.G. 25 Augustus, 28 September, 9, 10 October, Lias loopende dd. 11 Augustus 1674.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 54