39
kosten. Kort vóór het einde van 1674 keerde de vloot onder Tromp in
het vaderland terug (1).
Met het overige, grootste deel der vloot was de luitenant-admiraal-
generaal db Ruyter naar de Caraïbische zee gestevend, waarover de
Franschen tijdig ingelicht en dus op hun hoede waren. De landings
troepen op Martinique stonden onder bevel van kolonel Gerrit van
Utbnhovb en waren verdeeld in drie brigades onder kolonel graaf Jo-
han Belgicus van Hornbs, de luitenant-kolonels Jean de Grand
Maison en Paulus van Steelant; graaf Frederik Willem van
Stirum was door de Ruyter belast met de betrekking van adjudant-
generaal van de landmilitie op de vloot en over de bootsgezellen. De
landing gelukte (20 Juli); er werd dapper gestreden, de luitenant-kolo
nel Steelant sneuvelde, vele hoofdofficieren ontvingen verwondingen,
maar de verovering van het eiland bleek onmogelijk. Zonder eenig voor
deel te hebben behaald, keerde de vloot naar het vaderland terug; de
landmilitie zette op 30 September voet aan wal en betrok de door lui
tenant-generaal Rabenhaupt aangewezen garnizoenen (2).
In 1678 ontving de Raad van State opdracht tot het opmaken eener
petitie „vant gunt ter saecke van de naediensten van verscheyde sche
den van oorlogh in den jaere 1674 gedaen, sal moeten werden betaelt".
Onder de nadiensten begreep men de lasten, voortspruitende door het
achterblijven van Tromp's vloot, de door Spanje aan die vloot verstrek
te vivres, ammunitie en andere behoeften. Pas een jaar later kon de
Raad van State de verlangde petitie 996.15014—8, indienen. Hol
land deed alle moeite om de som bijeen te krijgen, bewilligde haar aan
deel van 508.543122, doch van de andere provinciën lieten de
consenten op zich wachten (3).
E. KRIJGSBEDRIJVEN IN 1675.
Graaf George Frederik van Waldeck vertrok in 't laatst van 1674
naar Weenen om namens prins Willem III en de Staten-Generaal met
keizer Leopold de aanstaande veldtochtsplannen te bespreken. Blij
kens zijne instructie hadden Hunne Hoog Mogenden in genoemd jaar
meer dan 70.000 man voetvolk, 10.000 ruiters en dragonders te velde
en op zee gehad, ongerekend een groot aantal bootsgezellen op de
vloot.
In 1675 moesten volgens de tractaten verschillende legers worden
uitgebracht met de navolgende sterkte:
(1) Seer. Res. S.G. 1, 9 September, 2, 17 October, 12 November, 10 December 1674, 24
April 1675.
(2) Seer. Res. S.G. 8 September, 2, 8, 9 October, Res. S.G. 10 September, 5 October, Res.
R. v. St. 21 December 1674.
(3) Res. S.G. 10 Maart 1678, 9 Maart 1679, Res. H. 17 December 1682, 15 October 1683.