van den keizer30.000 man van den keurvorst van Brandenburg, waarbij 10.000 man keizerlijken26.000 man van de hertogen van Brunswijk-Luneburg14.000 man 17000 man keizerlijken, Spanjaarden en Lotharingers, benevens 1000 Staatsche ruiters18.000 man 14000 Staatsche en 14000 Spaansche troepen28.000 man te samen 116000 man Deze macht zou in drie hoofdgroepen worden ingedeeld: 1 oor Vlaanderen en aan de Maas: 12000 keizerlijken bij Hoei en Luik; 14000 Staatschen te Bergen op Zoom; verder 14000Spanjaarden, waarvan op hoogstens twee-derde viel te rekenen. Kwam het algemeen bevel aan den prins van Oranje, dan was de Republiek bereid haar contingent met 20— a 24000 man te verhoogen. 2° aan den Moezel30000 Brandenburgers en Luneburgers, wellicht doch geenszins zeker, 5000 Spanjaarden. 3° aan den Rijn, in Lotharingen en Bourgondië: het keizerlijke hoofdleger van 28000 man, de keizerlijk-Lotharingsche troepen van 12000 man, benevens zoo mogelijk Spaansche troepen. Het op 11 December 1674 door de Republiek met hertog Ernst August van Brunswijk-Osnabrück gesloten tractaat werd op 26 Januari 1675 door een ander vervangen, tot welk ook de keizer en Spanje toetraden. De hertog verbond zich 1500 paarden in 3 regimenten van 6 compagnieën, 3000 infanteristen in 3 regimenten van 10 compag nieën, 1 regiment van 300 dragonders, 2 compagnieën gardes te voet en te paard, met bijbehoorende artillerie op de been te brengen, waar van 1000 paarden en 2000 man infanterie door de Republiek en Spanje moesten bekostigd worden. Een gedeelte van het Rijksleger met de troepen der keurvorsten van Trier en de Palts zou omtrent Breisach en Philipsburg worden geplaatst terwijl het contingent van Osnabrück met de naburige kreits-troepen en 6 a 8000 man van de Republiek tegen de Zweden zou optreden, die in Januari den oorlog tegen Brandenburg waren begonnen. De graaf van Waldeck moest intusschen het leedwezen der Republiek betuigen, dat ze ,,in absolute impossibiliteyt" verkeerde aan hare subsidie- verplichtingen te voldoen; hij overhandigde bij terugkomst in het vaderland (Juni 1675) aan Hunne Hoog Mogenden de verschillende acten en keizerlijke ratificaties der gesloten tractaten, geborgen in een „viercante Blicke Doose" (1). Terwijl aldus de grondslagen werden gelegd voor een gemeenschappelijk optreden in 1675 werd in de Re publiek de toestand opnieuw onder de oogen gezien, nu door de ver overing van Grave ook Gelderland van den vijand niets meer behoefde 40 (1) Seer. Res. S.G. 18, 21, 25 December 16-71. 26 Januari, Res. S.G. 29 Juni 1675.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 60