45 „den persoon van Hoochgemelte Sijn Hoocheyt menschelijcker wijse „dependeert niet alleen de conservatie ofte ruine vande Spaensche „Nederlanden, maer oock van dezen geheelen Staat". Het Fransche leger, onder rechtstreeksch bevel van Lodewijk XIV, overtrof met zijn bijna 60000 man verre dat der tegenpartijhet was daardoor in staat met wijd verspreide afdeelingen verrassend op te treden en zelfs door kleine benden het land tot Mechelen, Vilvoorden en Brussel te laten af- loopen. Om dit zooveel mogelijk tegen te gaan, was de prins van Oran je genoodzaakt telkens van standplaats te veranderen; de rustelooze marschen werkten desertie en wanorde in de hand. Op 10 Juni ver scheen Louis d'Alvigny, markies van Rockefort, vóór de stad Lein- burg, waarop het Staatsch-Spaansche leger van Leuven over Diest, Peer, Weert en Roermond oprukte tot ontzet. Na op 19 Juni de Maas bij Roermond te zijn overgetrokken, vestigde Oranje zich te Wassen- berg in afwachting van de komst van Lotharingsche, Cellsche en Osna- brücksche ruiterij, die onder leiding van kolonel Filips van Emmen- huysen bij Muhlheim over den Rijn waren getrokken. Doch 't was te laat. Reeds op 15 Juni had de Spaansche gouverneur van Opper-Gelder, prins Johan Frans Desideratus van Nassau-Siegen, de vesting overgegeven aan Hendrik Julius van Enghien, zoon van den prins van Condé. Liet Fransche hoofdkwartier werd op 1 Juli van Tienen verplaatst naar St. Truyen, welke vesting werd ontmanteld. Half Juli gaf koning Lodewijk het bevel over aan den prins van Condé en be reikte den 21sten Parijs; Condé vertrok 3 Augustus naar Duitschland, waarna de hertog van Luxemburg als opperbevelhebber in de Zuide lijke Nederlanden optrad. Het Staatsch-Spaansche leger had inmiddels onverrichterzake den terugtocht aanvaard en in 't laatst van Juni het hoofdkwartier te Lembeke bij Halle gevestigd. Op 31 Augustus ge lukte 't aan prins Willem om zich van Binche meester te maken, welke plaats, na vernieling der vestingwerken verlaten, op nieuw door de Franschen werd bezet. In de eerstvolgende maanden bleven in de Spaansche Nederlanden belangrijke gebeurtenissen achterwege (1). Op 8 September 1675 overleed te 's-Gravenhage op 73 jarigen leef tijd de prinses Amalia van Solms, douairière van prins Feederik Hendrik van Oranje en grootmoeder van prins Willem III, die wegens het sterfgeval zich voor korten tijd uit de Zuidelijke Neder landen verwijderde. Op 26 October keerde de Prins voor goed te 's Gra- venhage terug, waar hij den volgenden dag Hunne Hoog Mogenden verslag uitbracht omtrent den afgeloopen veldtocht. Het Staatsche leger bleef onder bevel van graaf George Frederik van Waldeck achtereenvolgens te Waeren en te Rimmel om zoolang het weder 't toeliet te velde te blijven. Waldeck bezette in het begin van Novem- (1) Seer. Res. S.G. 28 Mei, 6, 7, 10, 22, 29 Juni, 1, 6, Juli, 10 Augustus, Res. S.G. 9 April, 28 Mei, 1, 8 Juni, 30 Juni, 12 Augustus, 23 September, Res. R. v. St. 7 Juni, 29 Augustus, Res II. 27 September, G.P.B. III 195 dd. 8 Juni 1675.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 65