46 ber Hasselt en Bree met eenige kasteelen en dorpen in het Luiksche, waarover de keurvorst-aartsbisschop Maximiliaan Hendrik van Beieren zich bij Hunne Hoog Mogenden „met de aldergrootste ver- wonderinge" beklaagde. Zij lichtten hem in, dat zulks geschiedde „tot „bescherminge van den Lande ende de goede Ingesetenen van dien, „ook tot voorcominge vande overgroote schade ende extorsien door de „Franschen uyt het Landt van Luick voornoemt de Ingesetenen van „den Staet dagelijcx ende meer aengedaen". Hasselt en de overige be zette plaatsen zouden niet eerder worden ontruimd, alvorens de Fran schen „van gelijcken werden gedisponeert om alle door hen bezette „plaatsen in Luyck te evacueren". In 't laatst van December begaf zich Everhard van Weede naar Brussel om met den hertog van Vil la Hermosa het verdere verblijf en het onderhoud der Staatsche troe pen in de Zuidelijke Nederlanden te bespreken (1). De hertogen van Brunswijk-Luneburg hadden in Juni hunne troepen nog niet marschvaardig, gevolg der wanbetaling van vijf provin ciën; alleen Holland en Groningen hadden bijdragen gestort. Een peti tie van 200.000 moest in het te kort voorzien. Het tractaat van 26 Januari 1675 werd op 10 September zoodanig uitgebreid plat de hertog zich verbond om zijn troepen overal beschikbaar te stellen, waar ze 't meest nut konden stichten, mits zijne bloedverwanten de hunne naar den Moesel of de Spaansche Nederlanden zouden zenden. Bovendien was de hertog bereid tot een vermeerdering met 3 regimenten van 500 ruiters, mits Spanje daarbij 2 regimenten van gelijk getal voegde, de Republiek 5 regimenten infanterie elk met 2 stukken geschut, het ge heel gesteld onder de bevelen van zijn zoon Frederik August. Pas in Januari 1677 had de uitwisseling der ratificatiën plaats. Alhoewel de subsidie voor hertog Ernst August achterwege bleef, verdienden na afloop van den zomerveldtocht zijne troepen ten volle den lof van Hun ne Hoog Mogenden, dat zij zich „tegens den gemeenen vijandt soo lof- felijcken hadden gevertueert" (2). Ook tegenover den keizer, den koning van Denemarken en den keur vorst van Brandenburg schoot de Republiek in hare subsidie-verplich tingen te kort. In October verklaarde keurvorst Frederik Willem, dat gedurende den veldtocht zijne troepen zelfs geen maand soldij had den ontvangen, Hunne Hoog Mogenden betuigden allen hun leedwe zen, dat de „uytgelooffde subsidien door de groote schaersheyt vande „uytgeputte finantien soo prompt ende tijdelijcken niet en sijn betaalt „geworden". Zij moesten aan Spanje hun onmacht erkennen, in de ver wachting dat deze verarmde staat de subsidies zou overnemen. Het (1) Seer. Res. S.G. 17 October, 11, 15 December, Res. R. v. St. 26, 31 October, Res. S.G. 8 September, 27 October, 4 November, 31 December 1675. (2) Res. S.G. 1 Februari, 27 Juli, 16, 21 Augustus, 16, 26 September, 18 October, 1, 29 No vember, Seer. Res. S.G. 10 Juni, 10, 14 September 1675, 15 Januari, 7 Februari, Res. S.G. 21 October 1676, Sec. Res. S.G 16, 23 Januari 1677.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 66