50 hem op. De nieuwe hertog, handhaafde het op 1 Juli 1673 met de Re publiek gesloten tractaat; harer zijds beloofde deze met Frankrijk geen vrede te zullen sluiten zonder dat hem zijn verloren land zou worden te ruggegeven (1). F. DB VELDTOCHT VAN 1676. Op 14 Januari 1676 verschenen prins Willem III en de Raad van State in de vergadering van Hunne Hoog Mogenden met het verzoek om den bondgenooten aan te bevelen hun aandeel in de petitie van één millioen voor de legerlasten van 1675 in baar geld aan te zuiveren en de supplementoire petitie van 600.000 toe te staan. Enkele provincies hadden zelfs nog geen consent verleend in de petitie van 9 Augustus 1674 ad 800.000; een der oorzaken, waarom de magazijnen in de frontieren „generalyck seer ontbloot waren van alle behoefften ende „necessiteyten". In Februari kwam de Raad van State nogmaals klagen over ,,de traegheyt ende defectueusheyt van de respective „provinciën int' fourneren van derselver quotes, ende insonderheyt „ten reguarde vande consenten tot de legerlasten" zoodat „sigh „soude comen te openbaren een groote ongenegentheyt ende onwillich- „eyt insonderheyt onder de trainspersoonen vande artillerye met het „geene daer van dependeert omme haer in dienste van den Lande te „laten gebruycken onder het gevaer ende peryckel niet alleen van ge- „doot, gequetst, ende verminckt worden, ende wijders subject te „sijn van verdere toevallen vande Campagne, maer bij gebreck vande „vereyschte betalinge, ende buyten s'Landts gedestitueert van een „Christelyck compassie genecessiteert omme van honger te vergaen". Een bezoek van Zijn Hoogheid en den Raad van State had in Maart om gelijke redenen nogmaals plaats. Alleen Holland voldeed trouw aan zijne verplichtingen: de klachten betroffen uitsluitend de andere bond genooten, waarbij te vermelden valt, dat Groningen weder werd ge teisterd door de „swevende differenten" tusschen stad en Ommelan den. Niettemin moesten voor het jaar 1676 nieuwe sommen worden aangevraagd en opgebracht als: d.d. 15 Januari 1.000.000 voor legerlasten; d.d. 25 Februari 800.000 voor restanten legerlasten van vorige j aren d.d. 28 April 600.000 voor verdere legerlasten. In laatstgenoemde maand verschenen prins Hendrik Casimir de Prins van Oranje was te velde en de Raad van State bij Hunne Hoog Mogenden met de mededeeling, dat de zes provinciën „nog niet eene stuyver te berde" hadden gebracht. Holland had voor de petities van 15 Januari en 10 April 954.60802 afgedragen, hoewel de provincie slechts schul- (1) Res. S.G. 14 October, Seer. Res. S.G. 14, 29 November, 4 December 1675, 7 Januari 1676.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 70