51 dig was in de eerste petitie 583.09315, in de tweede 349.8565, te samen 932.950, zoodat ze 21.65802 te veel had betaald. Hol land drong bij den Raad aan om overeenkomstig artikel 23 van de Unie, nader vastgesteld bij acte van 12 Juli 1579, tot executie na een waarschuwingstermijn van drie maanden tegen de defectueuse pro vinciën op te treden. Hunne Hoog Mogenden konden zulks niet goed keuren en bepaalden zich tot het zenden van gedeputeerden om de zes provinciën hunne geldelijke verplichtingen onder het oog te brengen. De consenten kwamen nu wel aarzelend binnen, maar de penningen bleven achterwege. Toch moest voor contanten worden gezorgd. Het eenige middel bestond in de uitschrijving van nieuwe petities: de zes provinciën zouden zich daarvan denkelijk weinig aantrekken, doch Holland zou zijn aandeel meer dan de helft wel storten. Dienover eenkomstig volgden in 1676 nog twee petities: dd. 1 October 100.000 op grond „dat de quote vande provintie van „Hollandt in de post vande defroyementen geabsorbeert sijnde, ende de „quoten vande andere provin tien niet alleen seer geringh wesende, maer „oock door de employen van besendinge, die persoonen genoechsaem „uyt alle de provintien syn hebbende, tot voldoeninge van de oncosten „der voorschreve besendingen niet sullende connen strecken onver- „mijdelijcken volgen moet, off dat de voorschreve persoonen buyten ,,'sLands sonder assistentie van geit gelaten, off een nieuwe petitie tot „verval van derselver defroyementen gedaen behoorde te werden"; dd. 2 November 600.000 tot verder verval van de legerlasten, boven de 1.000.000 van 15 Januari en de 600.000 van 28 April (1). Gelijk te begrijpen valt, oefende de kwade geldverzorging een zeer nadeeligen invloed uit op het leger te velde, dientengevolge op de krijgsverrichtingen. Reeds in Mei waren geen penningen voorhanden tot betaling van het treinpersoneel en van andere zaken, zoodat de Prins verklaarde het „gansch onmogelijck is den dienst van den Staet „naer behooren te connen waernemen ende betrachten". Gedurende den geheelen veldtocht was er nijpend geldgebrek. In Augustus waren de magazijnen ten behoeve der veldtroepen van alles ontbloot, zoodat 't onmogelijk was om de frontieren „vant' alder noodsaecke- „lyckste te provideren." Geld tot aankoop ontbrak, crediet was bij nie mand te verkrijgen, het eenige wat overbleef was een beroep op Hol land om uit zijn stapelmagazijn te Delft het hoognoodige te leenen. De aannemers Machado en Pereijra hadden in Mei 163.000 te vorderen en wilden het leger niet langer van brood voorzien, hetgeen aan Hunne Hoog Mogenden „ten hoochsten verdriet" veroorzaakte. De Spaansche (1) Res. R. v. St. 15 Januari, 25 Februari, 10 April, 2 November, Res. S.G. 17, 18 Januari 4, 5, 18, 28 Februari, 2, 9, 20, 23 Maart, 11, 16, 29 April, 17 Juni, 27 Juli, 4, 15, 27 Augustus, 9, 19, 21 October, 5 November, Seer. Res. S.G. 28 Februari, 15 Juli, Res. H. 10 Juli, S.G. Lias loopende dd. 22 Augustus 1676.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 71