57 In't laatst van Juni begon de opmarsch van het Staatsche leger uit Wambeke en Lombeke, over Halle en Nivelles naar den Maaskant. Prins Willem berichtte uit Nivelles aan Hunne Hoog Mogenden, dat hij en hertog Ernst August van Brunswijk-Luneburg het plan had den opgevat om Maastricht te vermeesteren. Op 8 Juli was de bedreig de vesting „volcomentlijck geinvesteert"aan de Brabantsche zijde door de Staatsche troepen, rondom Wijk door die van Osnabrück en Brandenburg onder hertog Ernst August. Spaansche afdeelingen onder den landvoogd Villa Hermosa en Staatsche onder graaf George Frederik van Waldeck, resp. te Houtin en Genappe, hadden tot taak om alle ondersteuning voor Maastricht te verhinderen, terwijl het vliegend leger van prins Johan Maurits te Roermond gevestigd bleef; uit Genappe was alle ammunitie medegevoerd voor het beleg, zoodat 's lands magazijn te Dordrecht daarin voorzag door de zending van 50.000 H kruit, 50.000 U lood, 80.000 lont, 2000 spaden, 1500 schoppen, 1000 houweelen, 400 pieken, 600 groote bijlen en 600 hand bijlen. De troepen van Osnabrück ontvingen groote hoeveelheden bus kruit uit Amsterdam. De Spaansche landvoogd, Brandenburg en Nieuwburg verleenden tolvrijheid van goederen, waren en koopman schappen ten behoeve van de legers vóór Maastricht, terwijl men de ingezetenen onder de gehoorzaamheid van Frankrijk tot betaling van contributiën dwong. Al spoedig leed men, gelijk was te verwachten, aan geldgebrek: reeds in Juli werden de provinciën, behalve Holland, aangemaand om de legerlasten te voldoen, opdat het beleg „crachte- lijk mach werden voortgeset". De gebrekkige subsidie-betalingen, waarover de Raad van State „successivelijck aangesproocken wierde „van wegen de hooge Geallieerden van den Staet", gaven aanleiding tot een dubbelzinnige houding van bisschop Christoffel Bernard van Munster, dien men verdacht van het voornemen tot een inval in de Brunswijksche hertogdommen, waardoor hertog Ernst August ge dwongen zou zijn zijn deelneming aan het beleg te staken. Op 24 Juli kreeg de prins van Oranje door een musketkogel „een cleyne quet- sure in de rechterarm, maer van geen importantie". De voornaamste aanvallen grepen plaats op 8 en 4 Augustus, waarbij de kolonel John Fenwick en Edward Asteley den heldendood stierven; op 5 Augus tus sneuvelde de kapitein der garde Frederik Magnus graaf van Solms-Braunfel^, De „handtgranadiers" van het regiment van kolonel Maximiliaan Albertus Srindler ontvingen ruim twee jaren later, toen zij zich in het geblokkeerde Bergen bevonden, een belooning voor hun dapperen aanval op het groote hoornwerk. Plichtbesef en dapper heid aan Staatsche zijde alleen waren niet voldoende. Gemis aan me dewerking van de Spaansche, Brandenburgsche en Nieuwburgsche troepen, zware ziekten, die meer menschen wegmaaiden dan de krijgs verrichtingen, ten slotte de nadering van Schonberg met een over machtig, goed uitgerust leger, noodzaakten den Prins om het beleg

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 77