04 Op 2 Maart 1677 spraken de prins van Oranje en gecommitteerden van Holland tegenover de Staten-Generaal openlijk hun meening uit omtrent de sinds 1672 „Swevende differenten" tusschen Groningen- Stad en Ommelanden. Op 26 Januari 1678 deden de Staten-Generaal uitspraak: aan de Heeren van de Ommelanden moest weder toegang tot den landdag binnen Groningen worden verleend, de landdag spoedig op den ouden voet bijeenkomen, Osebrant Jan Rengers, heer van Slochteren in eer, ambt, „naem ende faem" worden her steld. Burgemeesters en Raad der stad ontsloten voor hem „de deur „der gevangenisse", waar hij langer dan vijf jaren zat opgesloten; hij genoot met lang van de herkregen vrijheid, want hij stierf reeds in October 1678. Op 15 Februari werd de landdag te Groningen geopend en de regeering als van ouds ingericht. Terwijl prins Willem zich voor deze aangelegenheid te Groningen bevond, gaf hij aan vier op de pro vincie gerepartieerde korpsen de infanterie-regimenten van wijlen luitenant-generaal Rabenhaupt, der kolonels Sweer Tamminga, Arent Ludolf van Gockinga en het cavalerie-regiment van kolo nel I rederik Willem van den Borch patenten voor den marsch naar Breda en 's-Hertogenbosch. De gedeputeerden veroorloofden zich daaraan geen gevolg te geven onder het voorwendsel, dat zij niet over voldoende gelden ten behoeve van de korpsen beschikten. Prins Hen drik Casimir gaf aan de in Friesland in garnizoen liggende regimenten Tamminga, Gockinga en van den Borch bevel om de patenten op te volgen en zich naar Brabant te begeven, waarop Hunne Hoog Mogenden hem verzochten om ook het regiment Rabenhaupt te laten marcheeren „sonderlingh in den tijt daer den vijandt eene voorname plaetse in de „Spaensche Nederlanden geattacqueert, een ander geblocqueert „ende alle syne macht samen getrocken hebbende", terwijl voor Gro ningen hoegenaamd geen gevaar viel te duchten. Terwijl de Franschen zich meester maakten van Valenciennes (17 Maart), St. Omer beleger den, de prins van Oranje den veldslag bij Montcassel verloor (11 April) stonden de drie regimenten wel marschvaardig, doch hadden nog geen voet in de bevolen richting verzet. Hunne Hoog Mogenden brachten prins Hendrik Casimir onder 't oog „ten hoochsten te sijn gealtereert „ende ontstelt" dat de vier regimenten aan de patenten van den kapi tein-generaal van de Unie geen gevolg gaven. Veel meer dan ergens anders, hadden zij van groot nut kunnen zijn bij Montcassel, waar „Godt de Heere Almachtigh belieft hebbende aen 't selve Leger een mer- „ckelijcke desastre ende groot verlies te laten overcomen". Sedert had den enkele compagnieën uit Friesland den marsch aanvaard, doch in Mei bevond het regiment Rabenhaupt zich nog te Groningen, terwijl prins Hendrik C asimir zich volgens Hunne Hoog Mogenden ten onrechte beriep op de souvereine rechten van elke provincie in de uitvoering der patenten (1). (1) Seer. Res. S.G. 9, 16, Maart, 6, 27 April, 31 Mei, Res. S.G. 16, 19 April, 3 Mei 24 De cember 1677, 26 Januari, 10, 24, 29 November 1678.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 84