71 „volstandige genegentheyt ende lieffde tot den Lande, als het welvaren „van dien voor sijn eygen glorie ende eere prefererende". Alvorens het leger op te breken, hield Waldeck op 23 October in het kamp bij Grez een bespreking over de winterkwartieren met afgevaardigden van Spanje, Osnabrück en Brunswijk. Die van Munster ontbraken; de bis schop wilde van geen overleg weten en verklaarde, dat zijn troepen in Spaansch Gelderland, Aken en andere plaatsen tusschen Moesel, Rijn en Maas en in een deel van Luik zouden overwinteren. Kwam dit tot uitvoering, dan geraakten de anderen in het gedrang. Ter voorkoming hiervan bleven de Brandenburgsche troepen voorloopig te Maeseyck, en zond Waldeck den generaal-majoor Weijbnom met 5 regimenten cavalerie en 6 regimenten infanterie naar St. Truyen om van daaruit Heerik, Beeringen, Peer en Bree te bezetten. Hunne Hoog Mogenden gelastten Waldeck bovendien, dat wanneer tegenover Munster „sagh- „te middelen van geen effect souden mogen wesen", hij daarin moest voorzien „door soodanige wegen als Godt ende de Naturelle defensie „gegeven heeft, dat noch de landen van desen Staet insonderheyt, gee- „ne insulte vande Trouppes van den hoochgemelten Heere Bisschop „moge lijden". Omtrent de inkwartiering kwam men niet tot overeen stemming. De keizer stelde de landen van den keurvorst-aartsbisschop van Keulen wel vrij van alle vreemde inkwartiering en wees daarvoor verschillende andere streken aan, doch niemand stoorde zich daaraan. De Munsterschen vestigden zich in het Luiksche, gedeeltelijk in West- phalen. De Luneburgers trokken naar Gelderland. De keurvorst van Brandenburg bepaalde, dat één regiment cavalerie Maeseyck zou blij ven bezetten, waarvoor de Republiek brood en fourage zou verstrek ken, hetgeen in 1685 nog verrekend moest worden. Het Staatsche leger hetwelk den winter van 1677 op '78 in de Spaansche Nederlanden over bleef tot bescherming der versterkte steden, behield over 't algemeen de standplaatsen, die het bij bet vertrek van Zijn Hoogheid had inge nomen. In 't begin van November vestigde Waldeck zijn hoofdkwar tier te Mechelen (1). Gedurende het geheele jaar 1677 en het volgende strekte het ver blijf van troepen tot last en verderf der bewoners. De Franschen toon den zich met hunne „exorbitante dreygementen" volleerd in de kunst van stelselmatige requisities, voor zooverre de Republiek betrof, in het markiezaat van Bergen op Zoom, de baronnie van Breda, de Meierij en Peelland. Hunne Hoog Mogenden waren daartegen machteloos; hun „scherp verbot" om aan vorderingen gevolg te geven had niets te be duiden. Men kon zelfs den toevoer van levensmiddelen en fourage naar Maastricht brandpunt van het Fransche geweld niet beletten. (1) Res. S.G. 31 Juli, 1, 29 October, 1, 4, 9 November, Seer. Res. S.G. 4 September, 4, 27, 30 October, 6, 19, 24 December, Res. R. v. St. 12 November, 26 December, S.G. Lias loo- pende dd. 10 September 1677, Res. S.G 14 April 1678, Res. S.G. 9 Januari 1685. Zie aan tekening N° 13.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 91