72 Onwillige leveranciers kregen de roocle haan op het dak: te Sittard werden de kerken en de gebouwen, op veertig van de geringste huizen na, aan de vlammen prijsgegeven; Tongeren werd in een enkelen dag „voort afgebrandt". De Pransche plunderaars uit Gent vertoonden zich tot in Staats-Vlaanderen. Ook Staatsche troepen maakten zich aan dergelijke euveldaden schuldig, met name de bezetting van Hasselt, wier geweldenarijen zich niet tot het Luiksche bepaalden, maar zich tot ver in de Meierij van 's Hertogenbosch uitstrekten (1). De graaf van Waldeck berichtte d.d. 29 November den prins van Oranje, dat de vijandelijke troepen te Charleroi dagelijks in getal sterkte toenamen en zich wellicht voorbereidden om een aanslag op Mèchelen, zijn tegenwoordig verblijf, te beproeven, 't Bleek echter op St. Ghislain te zijn gemunt, voor welke sterkte de maarschalk Humiè- res op 1 December, in weerwil van de scherpe koude verscheen. Ble ken de geruchten omtrent de komst van koning Lodewijk gegrond, dan beteekende zulks het openen van den veldtocht en was de Repu bliek verplicht daarmede rekening te houden. Alleen een sterk leger kon den val van St. Ghislain verhoeden; de verplegingsmiddelen strek ten slechts voor enkele dagen. Hunne Hoog Mogenden gaven aan Wal deck volle macht over de militie in de beide Nederlanden en droegen aan den heer van Dijkveld de zorgen op voor „de nootwendicheden „die het leger in dit harde ende rouwe saisoen tot haere subsistentie „van noode soude mogen hebben;" nogmaals vroegen zij aan de pro vinciën dringend om geld, hetwelk ten eenemale ontbrak. De getroffen maatregelen mochten niet baten: op 10 December moest St. Ghislain zich overgeven; de bezetting bestond uit 1100 Hollanders met onbruik bare geweren, twee compagnieën Spanjaarden, te samen 24 man, en zeer weinig geschut. In de Spaansche Nederlanden waren van de grens vestingen slechts Namen, Bergen, Nieuwpoort en Ostende van Fran- schen bevrijd. Het jaar 1677 eindigde geheel ten gunste van Lode- wijk's plannen: als gewoonlijk liepen ze die van zijn tegenpartij voor uit, hetgeen bij de veelhoofdige inzichten te verwachten viel. Keizer Leopold oordeelde 't voldoende, dat de gealliëerden op 10 Januari 1678 te 's Gravenhage omtrent de aanstaande krijgshandeling zouden beslissen (2). Bij de vredesonderhandelingen te Nijmegen in den aanvang van 1677 ontstonden aanhoudend moeilijkheden over de vaststelling van de rangorde der ambassadeurs van de verschillende mogendheden. Groot- Brittannië sloeg met leede oogen het welslagen der Pransche wapenen gade, vooral hunne vorderingen in de Spaansche Nederlanden; volk (1) Res. S.G. 25 Januari, 28 April, 1 Mei, 12, 22 Juli, 2, 5, 9, 10, 26, 30 Augustus, 3 Sep tember, Lias loopende dd. 10, 31 Augustus, 21 September, 1677, Res. S.G. 1113 Januari, 11, 12 Februari 1678. (2) Seer. Res. S.G. 2, 4, 7, 18, Res. S.G. 17 December 1677.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 92