77 waren voor de provincie „t'haren eygen lasten"; de aanvrage van militie was ongepast, wijl „sy selffs in gebreecke blijven te presteren ,,datgeene, daerop zij bij deselve Bontgenoten syngestelt"; geschut zou in voldoend aantal voorhanden zijn, indien zij de quote ,,die sy aen de „Generaliteyt over die Post schuldigh syn, quamen te voldoen;" ten behoeve van de fortificatiën behoorden zij „te employeren de penningen ,,t' haren laste gerepartieert". Ten slotte drukten de Staten-Generaal hunne verwondering uit over de betoonde zenuwachtigheidimmers bestond „geen vreese voor eenige belegeringe offte yets diergëlycke, „maer alleen voor eene invasie van eenich volck, dat eenige brand- „schattinge soude mogen doen". De prins van Oranje belastte graaf Willem Adriaan de Hornes om op den vijand te Maastricht een wakend oog te houden en droeg weder zorg voor,, een cleyn corps d'ar- „mee" te Maeseyck, waarbij de troepen van Nieuwburg; benevens voor een brug over de Maas aldaar. De beschikking over de Brunswijksche cavalerie behield Zijn Hoogheid aan zich (1). Lodewijk XIY was op 7 Februari uit Parijs vertrokken en voegde zich op 4 Maart bij maarschalk d'Humières, die sinds den lsten, Gent met 60 bataljons en 150 eskradrons belegerde. De gouverneur don Francisco Pardo gaf 9 Mei de stad, 12 Mei het kasteel aan de Fran- schen over. Deze gebeurtenis veroorzaakte groote ontsteltenis in En geland. Koning Karel II zond Thomas Butler, graaf van Ossory, naar Nederland om als generaal over de Britsche regimenten in Staat soliën dienst het bevel te voeren, voorts den hertog van Monmouth en George Monck, hertog van Albemarle, met twee garde-bataljons naar Ostende (2). De Spaansche landvoogd, bevreesd voor mogelijke ge volgen, verzette zich tegen de bestemming van Ostende als „place d'armes" der Britten, die bij de Vlamingen hoegenaamd niet in ach ting stonden; de garde vertrok daarop naar Brugge. Op 25 Maart gaf IJperen zich aan de Franschen over. Het meerendeel hunner troepen betrok daarop voor korten tijd verschillende garnizoenen, terwijl alle Britsche en Iersche korpsen in Franschen dienst zonder behoorlijke af rekening werden ontslagen, liefst verre van de zeeplaatsen, zoodat ze bedelend den weg naar huis moesten zoeken. Nadat de Franschen zich op 4 Mei van Leeuw (Léau) aan de Geete hadden meester gemaakt en koning Lodewijk bij het hoofdkwartier te Deynse was aangekomen, verzekerde hij aan het algemeen verlangen naar vrede te zullen mede werken, maar zijne voorwaarden waren buitengewoon bezwarend. Om ze des te beter te kunnen handhaven, wilde hij in het bezit geraken van de stad Bergen (Mons), niet door geweld, maar door blokkade en uit hongering. Het gebied der Franschen contributiën breidde zich nog steeds uit, zoodat zelfs de magistraat van Sluis in onderhandeling trad Hunne Hoog Mogenden verboden de magistraat om zich over contribu- (1) Seer. Res. S.G. 5, 8, 11, 25 Maart, Res. S.G. 23 Maart 1678. (2) Zie Aanteekening' N° 14.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 97