78
tiën met den vijand in te laten, daarentegen zich, ongeacht het zwak
ke garnizoen, „als goede patriotten van 't Landt, met behulp ende as
sistentie vandeLandtsaten tegens den vijandt te defenderen ende des-
„selffs gewelt vigoureuselijck aff te keeren", onder belofte van eenige
militie tot hulp te zenden. Uit de door de Franschen veroverde plaatsen
kwamen tal van vluchtelingen zich in Staats-Ylaanderen vestigen (1).
Terwijl de vredesonderhandelingen tusschen Frankrijk en de Repu
bliek een ernstiger karakter aannamen, vestigde de hertog van Luxem
burg het hoofdkwartier naar de zijde van Brussel te Klein Bijgarde,
ten noorden van Bergen. Het hoofdkwartier van het Staatsche leger
kwam te Eppeghem aan de Senne, tusschen Vilvoorden en Mechelen.
De Republiek achtte de aanneming der voorwaarden, waarop „le
„Roy Tres chrestien geneigd was tot vrede hoe veeleischend die
ook waren verre te verkiezen boven voortzetting van den oorlog.
Frankrijk zou met de Republiek een handelstractaat sluiten en Maas
tricht teruggeven. Spanje zou enkele plaatsen tegen afstand van an
dere terugkrijgen. Kwamen deze voorwaarden in vervulling, dan zou
den de grensvestingen Nieuwpoort, Dixmuiden, Kortrijk, Oudenaerde,
Ath, Bergen, Charleroi en Namen tusschen de zee en de Maas een bar
rière vormen, met Staatsche troepen te bezetten. Na het sluiten van een
voorloopigen wapenstilstand en bij geruststellende verzekeringen van
koning Bodewijk, betuigden Hunne Hoog Mogenden dd. 22 Juni dat
zij „met soo veel respect als blijdschap hebben gesien de sincere ge-
„negentheyt van Sijne Majesteyt om den jegenwoordigen oorlogh door
„eene vreede te eijndigen, ende dat deselve aen haere Ho. Mo. heeft
„willen accorderen den tijt van dese loopende maent om haere geallieer
den tot het aennemen vande voorsz. vreede te permoveren". Nog voor
het einde der maand zouden zij de vredesbepalingen met de daartoe
gezinde geallieerden onderteekenen en zij vermeenden dat ook Spanje
vrede zou sluiten, zoodat vóór Juli de vijandelijkheden konden ophou
den en koning Lodewijk zijn troepen terugtrekken. De in dezen geest
opgemaakte brieven bracht de luitenant kolonel Samuel de Lannoy
over naar den koning en den hertog van Luxemburg. Doch de koning
dacht er met aan om Maastricht te ontruimen, alvorens aan Zweden
voldoening zou zijn gegeven; hij opperde mede bezwaren tegen de ont
ruiming der Spaansch-Nederlandsche steden, wenschte een regeling
van de door Staats-Brabant op te brengen contribution, waaronder
vele van onrechtmatigen aard; ten slotte zouden de Franschen, zoolang
de oorlog met Brandenburg voortduurde, de steden Maastricht en We-
sel blijven bezetten om de wegen door de Cleefsche landen voor zich
open te houden. Ook keizer Leopold, de vorsten van Denemarken,
Brandenburg, Munster en Brunswijk, verlangden sterk naar den vrede,
doch konden de onderhandelingen niet openen, zoolang Frankrijk de
wet bleef voorschrijven. Op voorstel van Zeeland verzochten Hunne
(1) Seer. Res. S.G. 12 Februari, 28 Maart, 21, 24 Mei, 5 Juli 1678.