MaasWaal, belast met de strategische beveiliging van de Brig. B., te Wijchen en één peloton naar den brigadecommandant te Leeuwen. Bij Brig. A. had 6-1 R.H. tot opdracht, op graad 3 van paraatheid, de lijn Slijk Ewijk ValburgHomoetDriel te beletten, in welke lijn de meest Oostelijke vernielingen van het voorbereide vernielingsplan waren gelegen. De uitvoering van deze vernielingen, opgedragen aan de 91' Compagnie pioniers, zou door het eskadron worden beveiligd. Bij een opmarsch van den vijand moest voor overmacht vertragend worden teruggegaan, achtereenvolgens op de lijn AndelstZettenRandwijk en daarna op de voorposten van Brig. A. Voor de lichte troepen Noord van den Nederrijn was de opdracht door den C.V. aldus geformuleerd, dat: ic op graad 3 van de strijdvaardigheid de grossen voor zooveel noodig zouden worden verplaatst naar Ede, Barneveld en Harderwijk en de omgeving van die plaatsen; 2° de vertraging moest geschieden: a. met vooruitgeschoven organen te Arnhem en aan het Apeldoornsche kanaal, door o.m. de bruggen over dit kanaal te vernielen; b. met de grossen, aanvangende in de lijn OosterbeekHarskampGarderen ErmeloHarderwijk en daarbij de vertraging zoekend in het uitvoeren van de voorbereide vernielingen, teneinde met zooveel mogelijk intacte onderdeelen binnen de stelling te komen. We zien hier, dat de te geringe sterkte van ons leger leidde tot het geven van een opdracht, welke tot gevolg moest hebben, dat de lichte troepen voor het hoofdfront van het V. Lr. zich niet geheel aan hun vertragende taak konden geven. Zulks zou toch tot consequentie kunnen hebben, dat aanmerkelijke verliezen zouden kunnen worden geleden en dit moest worden voorkomen. Het V. Lr. beschikte nl. aanvankelijk niet over een legerreserve, zoo dat het noodzakelijk was, de lichte troepen als intacte eenheden achter het front terug te krijgen om verder als reserve van het V.Lr. op te treden. Overigens was de organisatie onvoldoende om zich met moderne lichte troepen te meten en de sterkte voor het breede front tusschen Nederrijn en IJsselmeer niet groot genoeg, om op aanmerkelijke vertraging te kunnen rekenen. b. Kort overzicht van het verloop der gevechtshandelingen. Het bestek van dit werk laat niet toe alle gevechtshandelingen der lichte troepen in extenso te behandelen; wij zullen er dus mede moeten volstaan enkele gevechtsmomenten te beschrijven. 4 R.H. 4 R.H., op 10 Mei opgesteld, zooals op schets Nr. VII is aangegeven, bracht in den vroegen morgen van den eersten oorlogsdag de bevolen vernielingen ten uitvoer, om aldus den vijandelijken opmarsch te vertragen. Deze vernielingen betroffen hoofdzakelijk de in zijn vak gelegen bruggen over het Apeldoornsche kanaal en eenige spoorwegover gangen Oost en Noord van Oosterbeek. Nadat 4-4 R.H. de kanaalbruggen had doen springen, marcheerde dit vooruitgeschoven eskadron, ingevolge zijn opdracht, af naar Ede, waar een stelling werd betrokken. 85

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 105