g. I-24 R.I. eveneens door C.-Brig. B. ter beschikking gesteld en zich bevindende te Amerongen moet afmarcheeren naar den Grebbeberg om een tegenstoot uit te voeren en het verloren gegane gedeelte van de hoofdweerstandsstrook weer te bezetten. Daartoe moet het bataljon worden opgesteld in een vak Noord van den weg Rhenen Wageningen, met de voorste lijn bij driesprong bij Hotel Grebbeberg, frontbreedte 4 a 500 m (vijfde tegenstoot); h. een eskadron van 4 R.H. (2-3 R.H., dat bij 4 R.H. was ingedeeld), versterkt met één sectie zware mitrailleurs, moet de frontlijn bij Kruiponder, die door twee secties is verlaten, hernemen (zesde tegenstoot); i. een ander eskadron van 4 R.H. (het zesde) moet de frontlijn Zuid van Kruiponder en ten Oosten van Maatsteeg verkennen, eventueel doorgedrongen vijand verdrijven en de frontlijn bezetten (ter hoogte van vt. 171-442) (zevende tegenstoot); j. de rest van 4 R.H. moet als reserve worden opgesteld in het boschterrein Noord van Remmerden k. I-46 R.I. (min de mitrailleurcompagnie) op last van den C.V. door C.-Brig.A. ter beschikking gesteld moet achter 1-24 R.I., welk bataljon de hoofdweerstandsstrook weer zal bezetten, aanmarcheeren, uitbreken en de voorpostenstrook nabij Wageningen heroveren en bezetten. Het uitvoeren van dit bevel, te 18.30 door een officier van den staf van IV Div. aan C.-1-46 R.I. overgebracht, op welk tijdstip de stoplijn reeds was doorbroken, was voorwaar niet eenvoudig. Het toont tevens aan, dat men, door de reeds genoemde omstandigheden, bij den staf der divisie niet geheel van den toestand op de hoogte was. Te 19.30 werd deze opdracht dan ook ingetrokken en last gegeven de divisiereserve aan de spoorlijn te versterken. Men onderschatte de aanvalskracht van den vijand en was van meening, dat hij door snel aangezette tegenstooten en tegenaanvallen met een paar bataljons terug te werpen zou zijn. Geen van deze bevolen tegenstooten had succes, sommigen kwamen slechts gedeeltelijk, andere zelfs in het geheel niet tot uitvoering. Het ligt derhalve voor de hand, dat de met de uitvoering van die tegenstooten belaste troepen, welke, hetzij in het terrein van de hoofdweerstandsstrook doordrongen, dan wel tot dicht daarachter oprukten, daar veel verwarring moesten stichten. Hiertoe droeg onder meer bij het feit, dat lang niet alle in de hoofdweerstandsstrook aanwezige comman danten op de hoogte van deze tegenstooten waren. Het gevolg was, dat deze troepen herhaaldelijk onder vuur werden genomen door eigen afdeelingen; bovendien moest het terugnemen van de troepen, welke voor de uitvoering van de tegenstooten waren aange wezen, een slechten invloed uitoefenen op de stellingbezetting, welke moest achterblijven; de „drang naar achteren" van deze laatste nam hierdoor toe, terwijl de eigen artillerie ook zeer in het onzekere verkeerde, welke in de hoofdweerstandsstrook voorbereide vuren konden worden afgegeven. 2°. door C.-II L.K. Deze autoriteit deelde de troepen, hem door den C.V. ter beschikking gesteld, t.w. 4 R.H. en deelen van Brig. B. (1-24 R.I., 1-16 R.A. en 10 M.C.), in bij IV Div. en gaf bevelen, inhoudende, dat ook de divisiereserve van II Div. (II-11 R.I.) ter beschikking moest komen van C.-IV Div. Voorts stelde hij de volgens de bevelen van den C.V. in marsch gestelde troepen even- 93

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 117