tusschen de infanterie-onderdeelen en de artillerie, alsmede de omstandigheid, dat de artillerie-commandanten dikwijls in het onzekere verkeerden, omtrent de terreinen, welke in eigen, dan wel in 's vijands handen waren. Deze onzekerheid werd voor een groot deel veroorzaakt door de vele voorgenomen tegenstooten, ook al kwamen deze niet alle tot uitvoering. Niettemin lagen de afgegeven vuren enkele op aanvraag van den infanterie- commandant, doch vele op initiatief van den artillerist op de juiste plaatsen (zie de schetsen Nrs. IX tot en met XIII). Doordat als gevolg van deze remmende factoren de artillerie niet overal haar volle krachten heeft kunnen ontplooien, werden de Duitschers bij hun aanvalsvoorbereidingen op en in de hoofdweerstandsstrook onvoldoende gestoord. d. De terugtocht naar de Vg.H. Doordat de tegenaanval op den Grebbeberg, waarbij de laatste reserves van het veldleger waren ingezet, mislukte, de aan deze actie deelnemende troepen vluchtten en daarbij een deel der stellingbezetting medesleepten, was aldaar een dermate ongunstige ontwikkeling van den toestand ingetreden, dat den C.V. naar zijn meening niets anders restte, dan, na verkregen machtiging van den O.L.Z., naar de Vg.H., het vroegere centrale reduit van onze landsverdediging, terug te trekken. Zooals in hoofdstuk I reeds nader is uiteengezet, was, na de wisseling in het opperbevel, besloten in de Grebbestelling de hard nekkige verdediging te voeren en van een voorbereiden terugtocht van het Veldleger naar de Vg.H. af te zien (5 April), zulks in tegenstelling met het door den vroegerenO.L.Z. aanvaarde plan, waarbij deze steeds een verplaatsing van het Veldleger naar de Vg.H., op een door hem te bepalen tijdstip, had voorgestaan. Deze terugtocht, welke thans op korten termijn moest geschieden, was niet voorbereid. Voorts moest, eveneens als gevolg van de na de wisseling in het opperbevel gevolgde gedragslijn ten aanzien van 's lands verdediging, de terugtocht geschieden op een O. front, hetwelk sindsdien nagenoeg niet verder in staat van verdediging was gebracht, terwijl de veiligheidsbezetting aanmerkelijk was gereduceerd. Ook was het nog onvoldoende door inundatiën gedekt, aangezien eerst op 12 en 13 Mei begonnen was met het op grooten schaal inlaten van water op het terrein, behoudens in de Groep Merwede, waar men bezuiden de Linge reeds in April tot het stellen der inundatiën was overgegaan. Reeds op 12 Mei had de C.V. rekening gehouden met de mogelijkheid, dat de vijandelijke aanval bij de Grebbe tot een doorbreking van de stelling zou kunnen leiden en daardoor een terugtocht van het geheele V.Lr. op de Vg.H. noodig zou kunnen zijn. In den namiddag van 13 Mei, d; 14.30, achtte de C.V. het noodzakelijk het bevel te geven, dat de terug tocht nog denzelfden nacht moest geschieden. Deze terugtocht is onder gunstige omstandigheden verloopen. De vijand, die de ontruiming van de stelling reeds in den nacht had bemerkt, ging pas den volgenden morgen tot de vervolging over. Ook had er boven het terugtochtsgebied geen luchtactie plaats, terwijl toch de grondnevel in den morgen van den 14011 Mei een vijandelijke lucht- verkenning niet had kunnen verhinderen. Wellicht had de Duitsche leiding van de operatie tegen Nederland ook geen voldoende luchtmacht meer ter beschikking om tegen de terug trekkende troepen op te treden; vermoedelijk was de geheele, voor de operatie tegen Neder land beschikbare, Duitsche luchtmacht tegen het hart des lands in den strijd gebracht. Het is anders moeilijk te verklaren, dat twee zulke groote terugtochten als die van het V.Lr. 100

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 124