Voor de brigade was deze vernieling een opluchting, vooral in verband met den terug tocht naar de Vg.H., welke spoedig daarna werd bevolen. In den middag van den tweeden Pinksterdag dreigde bij 44 R.I. nog even een paniek te ontstaan. Er kwam nl. bij den commandopost van de brigade een bericht van den regi mentscommandant binnen, dat zijn hoofdweerstandsstrook was doorbroken; tevens bleek, dat de manschappen van III-19 R.A., welke Afd. achter 44 R.I. in stelling stond, op het bericht van de doorbraak van de hoofdweerstandsstrook hun stellingen hadden verlaten. Gelukkig bleek bij nader onderzoek de toestand niet ernstig; de hoofdweerstandsstrook was niet doorbroken en de stellingen van III-19 R.A. werden weer bezet. Nadat de toestand was geklaard, kwam van C.- Ill L.K. om ongeveer 17.00 het bevel binnen voor den terugtocht naar de Vg.H. De terugtocht moest nog denzelfden avond aanvangen, zoodat er zeer weinig tijd beschik baar was voor de regeling van den terugtocht en het geven van de noodige bevelen. Bij den brigadestaf was reeds vroeger, vóór de wisseling in het opperbevel, op last van den C.V., de terugtocht naar de Vg.H. onder het oog gezien; hoewel later de daarvoor opgemaakte geheime bescheiden bij het H.K.V. moesten worden ingeleverd, was de inhoud daarvan uiteraard nog bij het personeel van den brigadestaf bekend, zoodat de terugtochtsbevelen snel konden worden opgemaakt en aan de onderdeden uitgegeven. Zonder door den vijand te worden gehinderd, bereikte de brigade het nieuwe legerings- gebied in de omgeving van Vianen, waar zij voorloopig in reserve kwam. 7. Gebeurtenissen bij iv l.k. Tot slot nog enkele woorden over IV L.K. Aan het front van IV L.K., het linker legerkorps in de Grebbestelling, hebben zich geen gevechten van grooten omvang afgespeeld. Zooals reeds is medegedeeld, zijn in den namiddag van 12 Mei de zich voor het front van het legerkorps bevindende lichte troepen, 1 R.H. en 5 R.H., achter de stelling teruggenomen. Deze beide regimenten huzaren hebben zich dus twee dagen langer vóór de stellingen kunnen handhaven dan 4 R.H. vóór het front van II L.K., wel een bewijs, dat de vijand, althans aanvankelijk, niet het voornemen had, IV L.K. met sterke troepen aan te grijpen. Zulks is dan ook niet geschied, zoodat, toen in den middag van 13 Mei het bevel voor den terugtocht naar de Vg.H. kwam, IV L.K., zonder door den vijand te worden gehinderd, kon terugtrekken. De terugtocht vond zonder verliezen plaats, doch ondervond groote vertraging o.m. doordat groote autocolonnes van het Vc en VIC Autobataljon van eenige wegen gebruik moesten maken, waarlangs ook een deel van IV L.K. terugtrok. Opstopping van de wegen was hiervan het gevolg; zoo stonden b.v. op den grooten verkeersweg van De Bilt naar Utrecht eenige colonnes naast elkaar te wachten, tot de troepen zich door Utrecht hadden gewrongen. Na aankomst in het O. front van de Vg.H. werden de bevolen opstellingen ingenomen, waarbij echter bleek, dat geen voorbereidingen voor de opname van de troepen van het V.Lr. waren getroffen. Na te hebben medegedeeld, dat de telefonische verbindingen niet in orde waren, waardoor de bevelvoering en de steun van de artillerie aan de infanterie moeilijk te regelen waren merkt C.-VIII Div. in zijn verslag op: „Het ontbreken van de inundatie, het niet verricht zijn van opruimingen en vernielingen, werkten demoraliseerend op de geheele bezetting." 104

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 128