HOOFDSTUK V. DE STRIJD OM EN IN DE VESTING HOLLAND. A. DE VERDEDIGINGSVOORBEREIDING VAN DE VESTING HOLLAND. De Vesting Holland (Vg.H.) is in 1922 ontstaan uit de samenvoeging van de Stelling van Amsterdam, de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, de Stelling van het Hollandsch Diep en van het Volkerak en de Stelling van de Monden van de Maas en van het Haringvliet. Tot de Vg.H. kwamen in 1923 tevens te behooren de kustforten bij IJmuiden en Hoek van Holland, welke hierdoor als afzonderlijke verdedigingswerken kwamen te vervallen. Be halve eenheid in de bevelvoering over genoemde stellingen en vereenvoudiging van de verdedigingsvoorbereidingen, werd met de samenvoeging, behalve bezuiniging, ook het vormen van aaneengesloten linien (fronten) beoogd. Het W. front strekte zich uit van de Stelling van Den Helder tot aan de Maas. Het Z. front omvatte het kustgebied op het eiland Voorne, zoomede het rivierengebied van het Haringvliet, Volkerak, Hollandsch Diep en de Nieuwe Merwede. Van de Nieuwe Merwede tot aan het IJsselmeer vormde het O. front een vrijwel aaneengesloten inundatiefront. Nagenoeg alle tot de Vg.H. behoorende werken moesten als zeer verouderd worden beschouwd. Een uitzondering daarop maakten een deel der kustbatterijen en een aantal plaatselijk gemaakte betonnen kanon- en mitrailleurkazematten op het O. en Z. front der Vg.H. Bijna al deze kazematten waren echter gebouwd voor rekening van het Departe ment van Rijkswaterstaat en andere overheidsorganen, als compensatie voor de vermin dering van de verdedigingsmogelijkheden, veroorzaakt door den aanleg of de verbetering van kunst- en waterwegen en den bouw van bruggen; ook bijna alle op de groote kunst wegen ingebouwde vechtwagenhindernissen waren door genoemde overheidsorganen bekostigd. Voor het onder water zetten van het terrein waren reeds in vredestijd uitgebreide voor bereidingen getroffen, waardoor het stellen van de inundatiën verzekerd mocht worden geacht. In den aanvang der mobilisatie moest het in staat van verdediging brengen van de Vg.H., in het bijzonder van het vóór de wisseling in het opperbevel toenmaals belangrijke O. front, met kracht ter hand worden genomen. In December 1939 was voor den bouw van versterkingen op dit front (1200 groepsnesten, 900 betonschuilplaatsen en 100 beton- fundeeringen voor gietstalen mitrailleurkoepels) een som van I4-000*000-besteed en verbonden. Daarnaast waren nog afzonderlijke fondsen beschikbaar gesteld voor den aanleg van andere versterkingen (vechtwagenhindernissen, draadversperringen, tankgrachten enz.). De verdere kosten voor het geheel in staat van verdediging brengen van het O. front werden in 1939 begroot op 46.000.000.Mede in verband met de groote bedragen, welke voor verdere versterking van de stellingen van het V.Lr. noodig 105

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 129