eel, was de vuurkracht van deze luchtdoelbestrijdingsmiddelen spoedig uitgeschakeld en
de bediening door onmiddellijk na de bombardementen afgesprongen valschermjagers
uiteengeslagen of gevangen genomen. Dit laatste lot onderging ook de bediening der
sectie van de 12'' Mitrailleurcompagnie, opgesteld om het landen van vliegtuigen op den
betonweg tegen te gaan. Door het uitvallen van de luchtdoelbestrijdingsmiddelen kon het
afwerpen van valschermjagers meer dan tevoren ongestoord voortgang vinden. De Duit-
schers drongen daarop het dorp Moerdijk binnen, gevangen genomen Nederlandsche
militairen met zich voerende. Hier werd aan de met automatische wapenen en handgranaten
uitgeruste valschermjagers krachtig weerstand geboden door de, met karabijnen bewapende,
wacht van „Veer 2 C", ter sterkte van vijf man. Eerst nadat van deze zich heldhaftig
verwerende pontonniers drie man waren gesneuveld en de overblijvende twee al hun munitie
hadden verschoten, was de door deze dapperen geboden weerstand gebroken. Bij het vuur
gevecht sneuvelden eenige meegevoerde Nederlandsche krijgsgevangenen, zoomede een
Duitsch officier. Deze officier was de Duitscher Fritz Lamm, die ongeveer vijftien jaar
in West-Brabant woonachtig was geweest. Na eenige jaren te hebben gewerkt in een
suikerfabriek te Zevenbergen, was hij als monteur ongeveer acht jaar werkzaam in een
houtzagerij in het gehucht Zwartenberg aan de Mark, Zuidwest van Zevenbergen. In
het begin van 1939 vertrok hij met zijn gezin naar Dusseldorp, waar hij klaarblijkelijk, hetzij
vrijwillig, hetzij gedwongen, in dienst is getreden. Op 10 Mei 1940 was hij Oberleutnant
der Reserve en ingedeeld bij de valschermjagers, die tegen de Moer dij kbruggen werden
ingezet.
De troepen op den Westelijken vleugel van het bruggenhoofd hadden aanvankelijk de
hun aangewezen opstellingen bezet, die nu echter met verkeerd front lagen. Zij concen
treerden zich daarna in de omgeving van Lochtenburg met front naar Moerdijk en wezen
uit deze richting naderende valschermjagers af. Op een verzoek aan den commandant te
Willemstad, om versterking voor een op Moerdijk in te zetten aanval, werd het ten
onrechte afgegeven bevel ontvangen, terug te trekken op deze stad, aan welk bevel
werd voldaan.
Ook de infanterie, gelegerd in de omgeving van het station Lage-Zwaluwe, had van meet
af aan de normale, naar het Zuiden frontmakende stellingen bezet. In een aantal scher
mutselingen werden deze onderdeelen, evenals een gedeelte van de naburige sectie van
de i2u Mitrailleurcompagnie, uiteengeslagen.
Omstreeks 7.00 was het bruggenhoofd Moerdijk in handen van de valschermjagers,
met uitzondering van het gedeelte nabij Lage-Zwaluwe. De hier opgestelde infanterie
een sectie van 3-III-28 R.I. onder een cadet-vaandrig bood nog tot 10.30, na front
West te hebben gemaakt, weerstand aan de oprukkende valschermjagers. Eerst na het
uitvoeren van een stormaanval gelukte het den Duitschers den weerstand daar te breken.
De valschermjagers richtten zich vervolgens in de Nederlandsche versterkingen ter
verdediging in, tegen eventueele pogingen om het bruggenhoofd uit het Zuiden te
hernemen.
c. De overval onmiddellijk Noord van de bruggen over het Hollandsch Diep zie schets
Nr. XVI).
Nagenoeg gelijktijdig met die bezuiden het Hollandsch Diep, verschenen ook boven het
Eiland van Dordrecht Duitsche vliegtuigen, die bommen afwierpen; zij werden onmiddellijk,
110