ingevolge inmiddels verstrekte opdracht, een bruggenhoofd zou vormen. Het werd daaruit echter door de opdringende valschermjagers teruggeworpen. Hiermede waren de van twee zijden ondernomen pogingen om Dordrecht te ontzetten, mislukt. Op deze ongunstige resultaten zijn o.m. van invloed geweest: de gebrekkige leiding van den kantonnementscommandant Dordrecht, die de te zijner beschikking gestelde krachten niet coördineerde, doch wiens bevelen integendeel oorzaak waren, dat Nederlandsche troepenonderdeelen zonder eenig verband, en zelfs tegen elkander streden; het door C.- II-28 R.I. afwijken van de hem gegeven opdracht en de onvoldoende beveiliging tijdens het rusten in den nacht van 10/11 Mei; de gebrekkige geoefendheid van de Nederlandsche commandanten en troepen, die onder moeilijke en verwarrende omstandigheden den vuurdoop ondergingen, daardoor vatbaar waren voor panieken en moesten optreden tegen een ervaren, uitmuntend geoefenden en bewapenden tegenstander. Op het Oostelijk gedeelte van het Eiland van Dordrecht had het gros van de daar aan wezige infanterie, in samenwerking met personeel van III-14 R.A., de batterij stellingen van deze afdeeling heroverd. Aangezien de Lt.Div. den volgenden dag het Eiland van Dordrecht zou binnenrukken, achtte C.-Groep Kil, na het échec van II-28 R.I., het niet raadzaam dit detachement ter plaatse te doen blijven, weshalve hij beval, dat de troepen zich moesten vastzetten op den spoorweg benoorden Dubbeldam. Eenige andere infanterieonderdeelen waren sinds den vroegen morgen van 11 Mei op het Zuidoostelijk deel van het Eiland van Dordrecht eveneens in gevecht met valscherm jagers. Munitiegebrek noodzaakte den Nederlandschen commandant in te gaan op een van Duitsche zijde gedaan voorstel tot het sluiten van een wapenstilstand. In den vroegen morgen van 12 Mei moest de Nederlandsche commandant de wapenen neerleggen. In den morgen van 12 Mei was het Eiland van Dordrecht ten Zuiden van de stad door de Nederlandsche troepen geheel ontruimd. De Nederlandsche weerstandslijn liep in groote trekken langs de spoorbaan DordrechtSliedrecht, met inbegrip van het stationsemplace ment en het buiten „Weizicht". Van deze lijn zou de herovering van het Dordtsche eiland moeten uitgaan. c. De opmarsch der Lt.Div. tegen Waalhaven zie schets Nr. XIX). In hoofdstuk IV hebben wij de Lt.Div. verlaten, terwijl het gros juist Noord van de Merwede was aangekomen (blz. 84). De snelste troepen, nl. het ie en het 2° Regiment huzaren-motorrijder, benevens het i° en het 2e Eskadron pantserwagens waren echter aan de Lt.Div. onttrokken. Het gemis van deze snelle troepen, in het bijzonder van de pantserwagens, heeft zich? zooals later zal blijken, ernstig doen gevoelen. Noodgedwongen had de legerleiding wegens het totaal ontbreken van vechtwagens en tengevolge van de uitrusting van het geheele Nederlandsche leger met slechts een dertigtal pantserwagens, tot het onttrekken van dit materieel 24 wagens aan de Lt.Div. moeten overgaan. Ook het volkomen ontbreken van organiek ingedeelde luchtdoelbestrijdingsmiddelen heeft, zooals we later zullen zien, de operatiën van de Lt.Div. zeer nadeelig beïnvloed. Nadat in den middag van 10 Mei C.Vg.H. van den O.L.Z. machtiging had ontvangen om de Lt.Div. in te zetten tegen Waalhaven, kreeg de commandant dezer divisie, omstreeks 115

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 139