weder getalmd; onder den indruk van een groot aantal laag overvliegende transportvlieg tuigen, liet hij zijn onderdeel ter plaatse blijven en vervolgens een maaltijd nuttigen, waarbij het onder vijandelijk mitrailleur- en mortiervuur werd genomen. Een en ander veroorzaakte een paniek. Het grootste deel van het personeel, ook dat van de teruggeroepen 2e Com pagnie, verliet zijn inmiddels ingenomen gevechtsopstellingen en vluchtte op den Zuidelijken oever van de Oude Maas. De door C.-Groep Kil aan C.-3 G.B. gegeven opdracht, op den Noordelijken oever een bruggenhoofd vast te houden, bleek bij aankomst van laatstge noemden commandant niet meer uitvoerbaar. De naar den Zuidelijken oever gevluchte gedemoraliseerde troepen werden te Goidschalxoord met de resten, welke alsnog van den Noordelijken Maas-oever werden overgezet, verzameld. Zij zouden worden verplaatst naar Blaak, teneinde met de andere deelen van het bataljon de Oude Maas te overschrijden, wanneer de overgang over de Barendrechtsche hefbrug zou zijn geforceerd. Van de bij deze brug opereerende rechter gevechtsgroep, was de daarvoor aangewezen compagnie (4-3 G.B.) bij Puttershoek de Maas overgegaan, met opdracht den vijand bij Barendrechtsche veer in de flank aan te grijpen. Gelijktijdig zou de andere compagnie (3-3 G.B.) in front aanvallen. Na het breken van den vijandelijken weerstand zouden beide compagnieën naar Halte, Zuidoost van het vliegveld Waalhaven, marcheeren en zich daar voor den aanval gereed stellen. Op het te Heerjansdam ontvangen bericht, dat Barend- recht en Rijsoord door sterke vijandelijke afdeelingen waren bezet, trok C.- 4-3 G.B. echter eigenmachtig terug. Toen bij de Barendrechtsche hefbrug van eenige gevechts handeling van 4-3 G.B. niets werd gemerkt, deden twee stootgroepen van 3-3G.B., zonder den steun van de 4e Compagnie af te wachten, een poging om den overgang over de brug te forceeren. Hieraan ging een inleidende beschieting door 1-II-23 R.A. op de door de Duit- schers bezette fabriek aan de overzijde der rivier vooraf. Ondanks het voortgezette vuur der eigen zware infanteriewapenen, sloeg den aanvallers een dusdanig hevig vijandelijk vuur tegemoet, dat het slechts aan één der stootgroepen gelukte het brugdek te bereiken. De luitenant dezer stootgroep slaagde, ondanks het door hem en door den aldaar aanwe zigen chef van den staf Groep Kil gegeven voorbeeld, er niet in, zijn mannen, die zich onder het hevig vijandelijk vuur op het brugdek neerwierpen, mede te slepen; bij het toenemen der verliezen sprongen de overlevenden van het brugdek. Bij dezen aanval verloor de compagnie vier dooden, vier zwaar en acht licht gewonden. Mede in verband met de omstandigheid, dat thans tal van vijandelijke vliegtuigen het luchtruim beheerschten, was een weder opvatten van den aanval over de Oude Maas met mogelijk. Het voorgaande toont aan, dat de weinige doortastendheid van een deel der aanvoerders van 3 G.B., naast de geringe gevechtswaarde van den troep, oorzaak was van het mislukken van den opmarsch tegen Waalhaven. C.-Groep Kil gaf aan C.-^ G.B. op dracht, met zijn bataljon min de 4° Compagnie en versterkt met het reeds aanwezige detachement der Groep Kil, den Zuidelijken oever van de Oude Maas tegenover Barend rechtsche veer vast te houden. 4-3 G.B. werd als Groepsreserve opgesteld te Maasdam. Voorts moest het bataljon voorbereidingen treffen om in den morgen van 12 Mei, op nader bevel van C.-Groep Kil, de hefbrug te vermeesteren. e. De tegenaanval van 6 G.B. op het bruggenhoofd Moerdijk zie schets Nr. XVIII). Evenals 3 G.B. was ook 6 G.B. belast met de bewaking van de Nederlandsch-Belgische grens en wel bezuiden Breda. Het bataljon bestond o.a. uit drie tirailleurcompagnieën, 119

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 143