twee sectiën zware mitrailleurs, twee sectiën pantserafweergeschut en den korpstrein. Op blz. 107 is reeds aangegeven dat het bataljon, in geval van een aanval uit het Oosten, het bruggenhoofd Moerdijk zou bezetten. In den ochtend van 10 Mei, omstreeks 5.00, werd evenals bij 3 G.B. de opdracht van Staf-III L.K. ontvangen, de voorbereide vernielingen langs de Zuidgrens uit te voeren. Nadat aan dit bevel, dat uiteraard commandant en personeel bevreemdde, was voldaan, marcheerden de beide reeds gereed zijnde compagnieën (1, 2-6 G.B.), elk versterkt met een sectie zware mitrailleurs en een sectie pantserafweergeschut, naar Moerdijk af. Bij den Noordelijken uitgang van Zevenbergsche Koek kwam de voorwaartsche bewe ging van de voorste compagnie (2-6 G.B.) tot staan door vuur van valschermjagers, die ter plaatse de pas veroverde versterkingen van het bruggenhoofd Moerdijk hadden bezet. Ook de daarop volgende compagnie (1-6 G.B.), welke na het vastloopen van de voorste compagnie over Blauwe Sluis naar de bruggen zou oprukken, werd even voorbij dit gehucht tot staan gebracht. Evenmin had een omtrekkende beweging van 3-6 G.B. over Lage- Zwaluwe succes; bij den Noordelijken.dorpsuitgang liep ook de voorwaartsche beweging van deze compagnie vast. Geleidelijk was 6 G.B. uitgerekt over een front van omstreeks 8 km, zoodat nergens stootkracht van eenige beteekenis aanwezig was. De bataljonscommandant trachtte nu van elders hulp te verkrijgen, o.a. van 3 G.B. en III L.K., welker commandanten in verband met de hun verstrekte opdrachten echter geen steun konden verleenen. Op een door C.-6 G.B. gedaan verzoek om steun van bombardementsvliegtuigen, liet de Commandant van de luchtverdediging door een escadrille van de ic Afdeeling der Ie Groep van het ie Luchtvaartregiment, gestationneerd op het vliegpark Bergen, een bombardement uitvoeren op een aantal versterkingen o.a. in de omgeving van den rijks straatweg. Hoewel het moreel van de Nederlandsche troepen hierdoor werd verhoogd, werd de uitwerking van dit bombardement slechts op een klein gedeelte van den linker vleugel benut. Ook de door de artillerie van de Groep Kil (II-23 R.A. en 25 Afd. A.) nadien afgegeven vuren op de door de Duitschers bezette versterkingen benoorden Zevenbergsche Hoek, vermochten niet de voorwaartsche beweging in gang te doen krijgen, aangezien die vui ^n in verband met de groote dracht weinig doeltreffend waren. Pogingen om tijdens den nacht, na door de artillerie der Groep Kil verleenden vuur- steun, over het open polderterrein voorwaarts te komen, hadden eveneens zoo goed als geen succes. Op 11 Mei, bij het aanbreken van den dag, was het bataljon slechts weinig gevorderd. In den vroegen morgen van dezen dag wendde C.- 6 G.B. zich tot den commandant (Majoor Michon; zie blz. 64) van een zich te Breda bevindende afdeeling van het (gemechaniseerde) Fransche 6e Regiment Kurassiers, met het verzoek den aanval van zijn bataljon te steunen. Daarop verschenen in den loop van den middag, o.a. in Lage-Zwaluwe, Blauwe Sluis en Zevenbergsche Hoek, Fransche pantserwagens. Tot een daadwerkelijke ondersteuning kwam het echter niet; na een door de Duitsche luchtstrijdkrachten uitgevoerd bombardement op Zevenbergsche Hoek, verdwenen de pantserwagens in Zuidelijke richting. Behalve Zevenbergsche Hoek werd ook het dorp Zevenbergen, ondanks de georganiseerde luchtafweer, zwaar gebombardeerd. Deze bom bardementen en de ontvallen Fransche steun deden den aanval ter herovering van het bruggenhoofd Moerdijk definitief ineenzinken. 120

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 144