5. De eindstrijd op het eiland van dordrecht op 13 mei. a. Algemeen. In den namiddag van 12 Mei had C.Vg.H. aan C.-Lt.Div. de imperatieve opdracht verstrekt, dat in den loop van den morgen van 13 Mei het Wieldrechtsche veer alwaar 4-3 G.B. zich nog had kunnen handhaven in handen van de Lt.Div. moest zijn. Voor de uitvoering van deze opdracht werd een gevechtsgroep gevormd, bestaande uit 1-2 R.W. (min 1,2) en III-2 R.W. (plus 2-I-2 R.W.), versterkt met de daarbij ingedeelde troepen van de Groep Kil, benevens II-K.R.A. Als commandant dezer gevechtsgroep hierna te noemen Oostelijke gevechtsgroep werd aangewezen de Commandant van den Af zonderlijken staf Lt.Div. De overige troepen der Lt.Div. te Dordrecht hierna te noemen Westelijke gevechtsgroep werden gesteld onder de bevelen van C.-2 R.W. b. De Oostelijke gevechtsgroep. zie schets Nr. XXII). De Oostelijke gevechtsgroep kreeg tot opdracht aan te vallen ter weerszijden van den Zeedijk, in de richting Tweede Tol en daarbij te blijven Zuid van den Kildijk. Troepen van de Groep Kil zouden gelijktijdig van het bruggenhoofd Wieldrecht uit oprukken in de richting Amstelwijck en daarbij blijven Noord van den Kildijk. De aanval werd voorafgegaan door een artilleriebeschieting op Amstelwijck (door Groep Kil) en op Tweede Tol (door II-K.R.A.). Artillerie van de Groep Kil (25° Afd.A) nam Willems dorp onder storend vuur om het ingrijpen van vijandelijke strijdkrachten uit het Zuiden te belemmeren. De bevelsuitgifte door C.-Lt.Div. was omstreeks 3.00 geëindigd; het was derhalve uit gesloten, dat de gereedstelling, zooals bevolen was, te 4.00 kon zijn ingenomen. Terwijl de onderdeelen van I, III-2 R.W. de langs den Schenkeldijk gelegen uitgangsstelling hadden bereikt of daarheen marcheerden, nam de vijand omstreeks 4.00 het kruispunt Zeedijk en Elzelingenweg onder artillerievuur. Even later werden vurende vechtwagens op den Zeedijk, bewesten den Schenkeldijk, waargenomen. Kort daarna verschenen een aantal duikbommen werpers, welke gedurende vijf kwartier een reeks van bombardementen en beschietingen uitvoerden op de uitgangsstelling en de omgeving hiervan. Aangezien de Lt.Div. niet over luchtdoelbestrijdingsmiddelen beschikte, konden deze bombardementen en beschietingen ongestoord plaats vinden. Onmiddellijk na het bombardement rukte een colonne vijandelijke vechtwagens langs den Zeedijk op. Deze vechtwagens konden ongehinderd doordringen, aangezien geen pantserafweergeschut op de dijken was vooruitgeschoven en het benoorden den Zeedijk bij de begraafplaats opgestelde pantserafweergeschut van III-2 R.W., na enkele schoten te hebben afgegeven, het vuur moest staken, omdat eigen troepen zich tusschen de stukken en de pantserwagens bevonden. Immers, op de mare „Fransche vechtwagens", was een deel van het personeel van III-2 R.W. naar de van gele lappen voorziene pantserwagens gesneld, welke tot hun ontzetting vijandelijke bleken te zijn. Deze wagens enfileeren naar beide zijden de langs den Schenkeldijk liggende wielrijders, van wie het gros zich nu overgaf. In allerijl in stelling gebrachte stukken van 4-II K.R.A. slaagden er in, ondanks een her nieuwd luchtbombardement, de pantserwagens te doen afdeinzen. Voortgezette bombarde menten en beschietingen uit de lucht, waartegen men machteloos stond, deden het toch 124

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 148