reeds geschokte moreel echter aanzienlijk dalen. Daar het hem onder deze omstandigheden doelloos leek, verder ter plaatse te blijven, verzocht C.-Oostelijke gevechtsgroep aan C.-Lt.Div. machtiging, met het overschot van zijn gevechtsgroep het Eiland van Dordrecht te ontruimen. Deze machtiging werd hem verleend, met opdracht, over het Wantij en de Merwede terug te trekken en daarna op den Noordelijken oever van deze rivier stelling te nemen ter weerszijden van de spoorbrug bij Baanhoek. Bij dezen terugtocht moest een groot gedeelte van het materieel achterblijven, terwijl verschillende onderdeelen van de gevechtsgroep o.m. op Dordrecht en Gorinchem terug trokken. In den loop van 13 Mei hadden vele, tot de Lt.Div. behoorende of daarbij inge deelde, troepen het Zuid van die stad gelegen Eiland van Dordrecht verlaten. De bezetting van het bruggenhoofd Wieldrecht (4-3 G.B.) werd op 13 Mei aangevallen door pantserwagens, waartegen de compagnie, zonder pantserafweergeschut, machteloos was. De compagnie verloor te Wieldrecht tien gesneuvelden en een dertiental gewonden. Veertig man werden krijgsgevangen gemaakt, de overigen konden zich in den avond naar 's-Gravendeel terugtrekken. c. De Westelijke gevechtsgroep zie schets Nr. XXIII). Ingevolge de hem door C.-Lt.Div. verstrekte bevelen, gaf C.-Westelijke gevechtsgroep (C.-2 R.W.) in den morgen van 13 Mei, omstreeks 5.00, aan C.-II-i R.W. en C.-II-2 R.W. bevel, op te rukken tot aan den spoorweg ZwijndrechtSliedrecht en daarna Krispijn van twee zijden aan te vallen. Onderdeelen van II-2 R.W. vingen tusschen den Bleekersdijk en den St. Jorisweg het eerst de beweging aan. Bij zijn opmarsch bereikte het bataljon de Ferdinand Bol Singel en van Hoogstraten Singel, terwijl het park „Merwesteijn" werd gezuiverd. Op het bericht, dat vijandelijke pantserwagens in aantocht waren, gaf de bataljonscommandant last terug te trekken achter de Vriesehaven, waar de onderdeelen zich opnieuw ter verdediging inrichtten. De verschillende daarvoor in aanmerking komende bruggen werden open gedraaid of opgehaald en versperd. Zij werden tevens bestreken door een stuk pantser- afweergeschutde Vriesebrug bovendien door een stuk 7 veld. Terwijl de naar het Oosten gekeerde zijde van de binnenstad in staat van verdediging werd gebracht, duurde in het Zuidelijk gedeelte de aanvalsbeweging van II-1 R.W., welke later was ingezet, nog voort. Eenige stootgroepen van dit bataljon rukten op tot den Tunnel en de Nicolaas Maessingel, doch werden overvallen door oprijdende Duitsche pantserwagens. Voor zoover het daardoor'afgesneden personeel de eigen troepen niet meer kon bereiken, werd het gevangen genomen. De pantserwagens stootten intusschen door naar de binnenstad. Van de in het vak van II-1 R.W. gelegen bruggen, was de Spuibrug opengedraaid; van de beide andere bruggen was de Johan de Wittbrug een vaste brug, terwijl de Zuidersluisbrug aan 's vijands zijde kon worden opgehaald. Hoewel in den strijd verschillende stukken pantserafweergeschut, welke bij deze bruggen waren opgesteld, werden vernield, zetten de pantserwagens in het vak van II-1 R.W., waarschijnlijk afge schrikt door de talrijke versperringen, den aanval niet voort. Bij de Vriesebrug had de vijandelijke aanval aanvankelijk meer succes. Onder de krachtige leiding van haar energieken wachtmeester-stukscommandant, stelde de bediening van het in de Vriesestraat opgestelde stuk van 7 veld (3-II-K.R.A.) reeds bij het eerste schot een pantserwagen buiten gevecht. Hoewel gewond door een granaatscherf, bleef deze stukscommandant, wiens 125

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 149