het niet raadzaam den strijd om Dordrecht voort te zetten. Hij vroeg en verkreeg van C. Vg.H. machtiging, de troepen op den Noordelijken oever van de Merwede terug te nemen. Te 19.00 nam de terugtocht over het Papendrechtsche veer een aanvang, welke in den nacht van 13/14 Mei te 3-°° was beëindigd. Behoudens een vrij groot aantal achterblijvers, die van hun onderdeel waren afgeraakt of van uitputting waren ingeslapen, kwamen troepen en materieel behouden op den Noordelijken Merwedeoever aan. De ge lederen waren echter zeer gedund. In den middag van 14 Mei wilden een tweetal officieren der wielrijders te Sliedrecht tot arrestatie van den kantonnementscommandant overgaan, om door hen vermeend verraad van dezen commandant verder te voorkomen. Toen de kantonnementscommandant tegen de arrestatie protesteerde, loste een der beide officieren eenige schoten op dien commandant, die doodelijk werd getroffen. Op 12 Mei had het inzwenken van de op het Eiland van Dordrecht ingezette krachten, in de richting van Tweede Tol, nog een goede kans op succes geboden, op 13 Mei heeft het ingrijpen van de 9° Pantserdivisie, in samenwerking met duikbommenwerpers, deze Nederlandsche aanvalspoging in de kiem gesmoord. d. De vasthoudende gevechtsgroep zie schetsen Nrs. XX, XXI en XXII). Toen C.-Lt.Div., op grond van de hem op n Mei door C. Vg.H. verstrekte nieuwe op dracht, de hoofdmacht der Lt.Div. op het Eiland van Dordrecht inzette, bleef 1 R.W. (min II) als vasthoudende groep achter, om het doordringen van den vijand over de Noord te beletten (zie blz. 121). Hiertoe werd een stelling bezet aan de Oostzijde van de Noord met I-K.R.A. als rechtstreeksche steun en later in den namiddag van 12 Mei ook met steun van I-ii R.A. Uitgezonderd de aanvallen met bommenwerpers, waardoor hoofdzakelijk materieele verliezen ontstonden, kenmerkte de strijd zich door wederzijdsch infanterie- en artillerie vuur. De stemming werd echter gedrukt door ongunstige berichten omtrent het verloop van de gevechten op het Eiland van Dordrecht, gepaard met waarnemingen, betreffende een opmarsch van gemotoriseerde eenheden over Zwijndrecht naar Rotterdam. In.den morgen van 14 Mei werd verband opgenomen met de resten van de Lt.Div., welke stelling hadden genomen bij Papendrecht. 6. De overige krijgsverrichtingen en gebeurtenissen. a. Bewesten de Kil. Behalve verschillende zware luchtbombardementen hadden op 10, 11 en 12 Mei be westen de Kil geen gevechtshandelingen van eenige beteekenis plaats. Onder den invloed van de gevechten op het Eiland van Dordrecht, werden eenige hergroepeeringen van de troepen uitgevoerd, welke voornamelijk beoogden de artillerie, waarmede nog een belang rijke gevechtswerkzaamheid kon worden ontwikkeld, te beschermen tegen vijandelijke afdeelingen, welke zouden trachten de verschillende wateren te overschrijden. Tengevolge van deze hergroepeeringen werd het front van de Groep Kil naar het Oosten gericht, terwijl maatregelen werden getroffen om dit front in den rug tegen landingen uit de lucht te dekken. De artillerie gaf haar vollen steun aan de Oost van de Kil strijdende troepen; ingevolge daartoe, in den nacht van 12/13 Mei, door den O.L.Z. verstrekte opdracht, legde zij vuur op de Moer dij kbruggen. Zooals te verwachten viel, had dit vuur weinig 127

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 151