van de Willemsbrug af vuur werd ontvangen, was oprukken langs de Boompjes onmogelijk, zoodat beide patrouilles zich over de daken in de richting van de bruggen moesten voor waarts bewegen. Ook de vermelde compagnie was naar de Scheepmakershaven opgerukt, waar de sectie van het Marinedepot eveneens met bootjes de Scheepmakershaven overstak en over de daken der huizen voorwaarts ging. Deze sectie en de beide patrouilles drongen door tot in het nabij de bruggen gelegen Maashotel, waar vier politie agenten, eenige burgers en een soldaat werden bevrijd. Van het Maashotel en het aangrenzende huis uit werden de Duitschers, die zich op den oprit naar de Willemsbrug hadden ingegraven en zich voorts achter tramwagens en auto's verdekt hadden opgesteld, werkzaam onder vuur genomen en met verliezen teruggedrongen. Daar in den morgen de Duitschers zich ook reeds uit eigen beweging van het Maasstation en de Oosterkade naar het Bolwerk hadden terugge trokken, bleef het vijandelijke bruggenhoofd nog slechts tot enkele gebouwen tegenover de bruggen, waaronder dat van de Nationale Levensverzekering-Bank, beperkt. In de onder den oprit naar de brug gelegen tunnels en in de tegenover de brug gelegen panden, waren zij echter voor het Nederlandsche vuur onbereikbaar. Omstreeks 19.30 werden het Maashotel en de aangrenzende huizen onder sterk invallend geschutvuur geno men. In korten tijd verloor de bezetting verschillende dooden en gewonden. De gebouwen geraakten in brand en moesten tenslotte worden ontruimd. Personeel van de sectie van het Marinedepot hield in het Maashotel nog stand tot 11 Mei 0.23 uur. De beide geniepatrouilles keerden in den laten avond naar het station Beurs terug, de mariniers bereikten omstreeks 2.30 uur de kazerne. De vlammen, welke huis na huis op de Boompjes aantastten, legden tenslotte de Boompjes vrijwel geheel in de asch. Was door het Maasfront de rivierzijde beveiligd, ook aan de andere toegangen tot de stad moest aandacht worden gewijd. Uit tallooze binnengekomen berichten, welke echter niet altijd juist waren, was gebleken, dat het gevaar niet denkbeeldig was, dat ook aan andere zijden van de stad de vijand zou opduiken. Vandaar dat ook aan de drie andere zijden „fronten" werden gevormd, waarbij echter in verband met het geringe aantal gevechtsvaardige troepen ermede moest worden volstaan, dat de voornaamste toegangswegen door kleine detachementen werden afgesloten, zooals uit schets Nr. XXV kan blijken. Vermeld dient nog te worden, dat I-io R.A., behoo- rende tot de legerkorpsartillerie van I L.K. en legerende te Hillegersberg, te 7.30 door C.-I L.K. ter beschikking van den kantonnementscommandant Rotterdam was gesteld. Deze afdeeling, behalve de reeds genoemde 20 Batterij, kwam in stelling ten Noorden van de Kralingsche Plas en heeft van daar, vurende over de stad heen, met veel succes Waal haven beschoten. Volgens later ontvangen Duitsche mededeelingen heeft de vijand van dit artillerievuur zeer veel hinder ondervonden. Op 10 Mei werden 240 landingen van transportvliegtuigen Junkers Ju-52, vervoer- capaciteit 12 man te Waalhaven waargenomen, zoodat, de valschermjagers (III-1 Reg. Val.) daarbij inbegrepen, met een aanwezigheid van ongeveer 4000 man Duitsche troepen ten Zuiden van Rotterdam, op IJsselmonde, moest worden rekening gehouden. Weliswaar zijn deze troepen naar later is gebleken grootendeels richting Dordrecht en Alblas- serdam ingezet, doch zulks was aan Nederlandsche zijde niet bekend. Voorts beheerschte de vijand den toegangsweg uit Brabant naar Rotterdam met de daarin gelegen 137

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 161