verkeersbruggen bij MoerdijkWillemsdorp en DordrechtZwijndrecht en zou hij
derhalve binnen afzienbaren tijd op door Noord-Brabant oprukkende versterkingen mogen
rekenen. In verband hiermede was een dreigend gevaar gelegen in 's vijands meesterschap
over de Maasbruggen, door het, zij het uiterst kleine, bruggenhoofd, dat hij op den
Noordelijken Maasoever vasthield. Weliswaar lagen de bruggen onder vuur van den Noord
oever, doch aan gepantserde aanvalsmiddelen zou het ongetwijfeld gelukken dit te
doorschrijden. Op 10 Mei was buitendien te Rotterdam geen enkel pantserafweerwapen
aanwezig. Een tweede critiek punt was de uitermate zwakke luchtverdediging, in verband
met 's vijands volkomen meesterschap in de lucht.
3. Versterkingen voor Rotterdam.
Het was met de weinige aanwezige troepen gelukt den vijand tot in een klein bruggenhoofd
op den Noordelijken Maasoever terug te dringen, hem daar opgesloten te houden en hem
het vrije gebruik van de bruggen te ontzeggen. Daar de landing van Duitsche troepen
op Waalhaven voortdurend doorging, mocht worden aangenomen, dat de vijand zijn
pogingen om Rotterdam in handen te krijgen zou voortzetten.
Reeds in den morgen van 10 Mei had C.Vg.H. opdracht gegeven, een bataljon van I L.K.
ter versterking naar Rotterdam te zenden; helaas is dit bataljon, II-R.J., zooals we hierna
onder D over de krijgsverrichtingen van I L.K. zullen zien, aanvankelijk bij I Div.
vastgehouden en eerst op 13 Mei in zeer uitgeputten toestand te Rotterdam aangekomen.
Ook de Opperbevelhebber, die het behoud van de stad als van essentieel belang beschouwde'
was, hoe moeilijk het ook viel, gedwongen versterkingen naar de bedreigde stad te sturen.
Deze moesten, met alle daaraan verbonden nadeelen, hoofdzakelijk worden onttrokken
aan het Veldleger, dat zelf ook op den Grebbeberg in een moeilijke strijd werd gewikkeld.
De eerste versterkingen, voornamelijk bestaande uit een nieuw gevormd regiment
infanterie van drie bataljons, kwamen in den nacht van 10/11 Mei te Rotterdam aan, in den
loop van de volgende dagen door nog vier bataljons infanterie gevolgd, die echter
gedeeltelijk bij aankomst reeds zoo vermoeid en uitgeput waren, dat ze niet alle meer als
volwaardig konden worden beschouwd. Behalve door den inzet van deze rechtstreeksche
versterkingen, nam C. Vg.H. tevens maatregelen, om de bedreigde stad te ontzetten door
het vliegpark Waalhaven te heroveren en den vijand op den Zuidelijken Maasoever in den
rug aan te tasten. Daartoe kreeg de Lt.Div., die binnen de Vg.H. was teruggekeerd, op
dracht, naar Waalhaven op te rukken. Ook het y Grensbataljon, dat langs de Nederlandsch-
Belgische grens had gelegen en juist het bruggenhoofd Willemstad zou bezetten, ontving
eenzelfde opdracht. Deze pogingen, welke helaas mislukten, zijn reeds hiervoren
beschreven bij „De krijgsverrichtingen op het Zuidfront van de Vesting Holland",
Niet alleen spande de Koninklijke Landmacht alle krachten in om Rotterdam te hulp
te komen, maar ook onze Marine, van oudsher met vele banden aan Nederlands grootste
haven gebonden, verleende op haar eigenlijke element, het water, een krachtigen steun.
Het zou ons te ver voeren de marineacties in details te bespreken, zoodat wij ermede moeten
volstaan het optreden te vermelden van Hr. M's. torpedoboot „Z 5" en Hr. Ms. torpedo
motorboot „TM 51", welke schepen op den iocn Mei, onder hevig mitrailleur- en licht ge
schutvuur, den overgang van Duitsche troepen over de Maasbrug zeer hebben bemoeilijkt
en tijdelijk hebben verhinderd, zoomede het optreden van Hr. Ms. torpedoboot jager „Van
Galen" op dezen dag. Laatstgenoemd schip werd van Den Helder naar Rotterdam gediri-
138