„können, musz dieser mich erreichen mit Ihrem militarischen Rang, Ihrem Nahmen und „Ihre Unterzeichnung versehen." Der Oberst-Kommandant der Truppen in Rotterdam, w.g. P. W. Scharroo. Daar het ongeteekende ultimatum te 10.30 was overhandigd, moest het vóór 12.30 beant woord zijn; de Nederlandsche parlementair bevond zich te 12.15 in de Van der Takstraat op het Noordereiland. Hier werd hij opgewacht door den, blijkbaar gewaarschuwden, Oberst-Leutnant D. von Choltitz, aan wien hij het antwoord van den kantonnements- commandant overhandigde. Daarna begaven beiden zich naar den kop van de Koningsbrug, waar te 12.35 General-Leutnant R. F. K. Schmidt, General-Leutnant K. Student en General-Major Dr. A. R. von Hubicki met een aantal staf- en toegevoegde officieren arriveerden. Het onderhoud vond plaats in een ijssalon. General-Leutnant Schmidt schreef hier in Duitsche schrijfletters de voorwaarden voor de overgave op het door den parlementair overhandigde antwoord van den kantonnementscommandant. Op dit ultimatum, dat om 13.20 werd overhandigd, moest binnen drie uren, dus vóór 16.20 worden geantwoord. Om 13.20 vertrok de Nederlandsche parlementair met het nieuwe ultimatum, onder geleide van twee Duitsche officieren. Toen bij het verlaten van de ijssalon een vliegtuigeskader boven Feijenoord werd waargenomen, werd op last van General-Leutnant Schmidt een roode lichtkogel afgeschoten, terwijl bij het Zuiderbruggen hoofd van de Willemsbrug, op last van één van de Duitsche officieren, die den Nederlandsche parlementair begeleidden, nog een roode lichtkogel werd afgeschoten. Halverwege de Willemsbrug keerden de beide Duitsche officieren terug. Gelijktijdig (ffi 13.30) vielen de eerste bommen op Rotterdam-Oost. Blijkbaar had het Duitsche vliegtuigeskader de opdracht Rotterdam te bombardeeren en werden de lichtkogels afgeschoten met de bedoeling het bombardement niet te laten door gaan; althans een Duitsch officier deelde later in den namiddag aan den kantonnements commandant, die de overgave van Rotterdam aanbood, mede: „Der Herr General-Leut nant Schmidt bedauere das Bombardement sehr", terwijl later van Duitsche zijde aan den vorenbedoelden Nederlandschen parlementair werd te kennen gegeven, dat de roode sein- patronen de bedoeling hadden het bombardement „abzustellen". Het is echter verwonderlijk, dat de Duitschers blijkbaar niet over een goede radiover binding met hun vliegtuigeskaders beschikten, doch hun toevlucht moesten nemen tot een primitief middel als het afschieten van seinpatronen. Er was immers nog van 12.20, op welk tijdstip het antwoord op het eerste ultimatum werd overhandigd en 13.30 toen het bombardement begon, voldoende tijd en gelegenheid geweest met de vliegtuigeskaders in radioverbinding te treden. Tot overmaat van ramp hadden de bombardementsvliegtuigen vrij spel, daar de luchtafweerbatterijen van 2 tl. juist in den morgen van 14 Mei naar Den Haag waren verplaatst. Over het bombardement, dat zulk onnoemelijk leed over onze grootste havenstad heeft gebracht, behoeft hier niet verder te worden uitgeweid1). Keeren wij thans naar den commandopost van den kantonnementscommandant terug. Door oorlogshandelingen, het bombardement op 14 Mei inbegrepen, kwamen tijdens de oorlogs dagen te Rotterdam om het leven 982 burgers. 143

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 167