c. Gevechtsvaardigheid. Hoewel sedert het begin van den aan den oorlog voorafgaanden mobilisatietoestand de gevechtsvaardigheid van de onderdeden van het legerkorps aanmerkelijk was opgevoerd, was, bij het uitbreken van de vijandelijkheden, in dit opzicht toch nog lang niet bereikt kunnen worden, wat wel gewenscht ware geweest. Voor de oorzaken hiervan moet worden verwezen naar hetgeen daarover reeds in hoofdstuk I werd vermeld. De troepen van I L.K. zijn, in tegenstelling met de meeste andere onderdeden van de Koninklijke Landmacht, reeds van het eerste oogenblik af offensief moeten worden ingezet. Het schromelijk tekort aan offensieve vuurkracht heeft zich hierbij ernstig doen gevoelen. Dat niettemin in de gevechten tegen élite-troepen als de Duitsche valschermjagers en lucht- infanterie, met een hypermoderne bewapening, de in de volgende bladzij den weergegeven resultaten werden bereikt, pleit wel voor den goeden geest en het gehalte van deze troepen uit ons leger van 1940. 2. Maatregelen tot het beletten van een onmiddellijken vijandelijken opmarsch Na het plotseling uitbreken der vijandelijkheden, verkeerde C.-I L.K. aanvankelijk in groote onzekerheid ten aanzien van den algemeenen toestand en van de opdrachten, welke hem, mede in verband met de voorbereide strategische taken van het legerkorps, nog even tueel zouden worden verstrekt. Reeds dadelijk na den overval werd het Staf kwartier overstroomd met berichten over afgeworpen en dalende parachutisten en hoewel spoedig bleek, dat vele dezer berichten sterk waren overdreven en andere bepaald valsch waren, werd het al heel gauw duidelijk, dat de algemeene toestand toch zeer verontrustend was. In eersten aanloop hadden de Duitschers de voornaamste vliegvelden x) van Zuid-Holland in handen weten te krijgen en daarmede 's-Gravenhage als het ware omsingeld. Mocht het den vijand gelukken onge stoord verder troepen door de lucht te blijven aanvoeren, dan was een concentrische op marsch naar 's-Gravenhage onmiddellijk te verwachten. In met een oranje rand omgeven, door vliegtuigen uitgestrooide, pamfletten, werd in slecht Nederlandsch een dergelijke opmarsch reeds aangekondigd en de toestand ten onrechte voorgesteld, alsof alles reeds was verloren en elke tegenstand nutteloos. C.-I L.K. moest dus dadelijk de noodige maatregelen treffen. In het Noorden bij het vliegveld Valkenburg, waar 4 R.I. en III-2 R.A. reeds in den strijd hadden ingegrepen, kon voorloopig worden volstaan met deze beide, tot I Div. behoorende onderdeden, onder de bevelen te stellen van C.-III Div.; deze kon de actie aldaar beter leiden dan C.-I Div., die zich Zuid van 's-Gravenhage bevond. Daar van laatstgenoemde divisie eenige bataljons zich voor andere opdrachten elders bevonden, dan wel reeds, zooals bij Ockenburg, aan den strijd deelnamen, was het nood zakelijk met het oog op het gevaar, dat in het bijzonder van Ypenburg dreigde, deze divisie te versterken. Vandaar dat C.-III Div. van C.-I L.K. opdracht kreeg, een bataljon met NAAR 'S-GRAVENHAGE. Waalhaven en Ypenburg waren „vliegparken", Ockenburg en Valkenburg „vliegvelden". Een vlieg- park onderscheidt zich van een vliegveld door zijn betere outillage. Gemakshalve zal in dit hoofdstuk (V D) steeds worden gesproken van „vliegvelden". Voorts onderscheidt men nog „hulpvliegvelden" (zie hoofdstuk VII). 148

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 172