verlaten. Door de bezetting van den wal werd waargenomen, dat enkele Duitschers op eenige der in grooten getale in de vliegtuigen medegenomen motorrijwielen in de richting van de Laan van Meerdervoort reden. Ook de weerstand achter den wal was spoedig gebroken. Verschillende manschappen werden bij hun terugtocht naar den wal buiten gevecht gesteld of gevangen genomen. Slechts aan den compagniescommandant, benevens den anderen luitenant der compagnie en i 7 man was het gelukt den wal te bereiken, vanwaar een zwak vuur op den vijand werd onderhouden. Kort na aankomst achter den wal werd de compagniescommandant doode- üjk getroffen en overleed spoedig daarna. Toen de vijand steeds verder opdrong was ook de wal niet meer te houden. De bezetting trok zich terug en geraakte uit elkaar. De luitenant sloot zich aan bij een inmiddels aan de Kijkduinschestraat, ter hoogte van het „Zwarteweggetje", in stelling gekomen sectie zware mitrailleurs, behoorende tot de twee sectiën van de ie Mitrailleurcompagnie, welke uit Loosduinen naar het vliegveld waren opgerukt ter ondersteuning van de bezetting. Bij de linker sectie had zich intusschen het volgende afgespeeld. De door den sectie commandant tegen de valschermjagers ingezette groep kon, door het afwezig zijn van over gangsmiddelen, eerst met veel tijdverlies de overzijde van de om het vliegveld gelegen breede en diepe sloot bereiken. Vervolgens overschreed zij het walletje aan de Zuidwest zijde van het vliegveld, waarna zij verder in het terrein doordrong. De valschermjagers hadden zich echter reeds verzameld en hun opstelling ingenomen. Bij het hier ontwikkelde gevecht werd de groep overmeesterd en gevangen genomen; de groepscommandant kwam daarbij om het leven. De sectie, die zich intusschen in schuttersputten had ingegraven, werd nu al spoedig door vuur uit Zuidwestelijke richting gehinderd, waardoor ook een teruggaan niet meer mogelijk was. Ondanks het hevige vijandelijke vuur wist de sectie nog stand te houden, totdat ook vuur in den rug werd ontvangen, vermoedelijk doordat de valschermjagers inmiddels den hoogen wal aan de Zuidoostzijde van het vliegveld hadden bezet. Vrijwel tegelijkertijd begonnen de Duitschers de opstellingen ook met hand granaten te bestoken. Een sergeant bracht den sectiecommandant op het denkbeeld de in de nabijheid vallende handgranaten snel op te rapen en terug te werpen. Eenige keeren hebben beiden dit met succes gedaan. Kort daarop was de opstelling niet meer houdbaar en werd nog geprobeerd terug te gaan achter barak A. Hierbij werd een sergeant doodelijk, de sectiecommandant zwaar gewond en de rest van de sectie buiten gevecht gesteld, waar mede de laatste weerstand van de 22c Depotcompagnie bewakingstroepen was gebroken. De 22e Depotcompagnie bewakingstroepen zag zich wel gesteld voor een bijzonder zware taak. Met jonge depottroepen, die slechts drie maanden onder de wapenen waren, met slechts vier lichte mitrailleurs en zonder handgranaten, moest een aanval van een overmachti- gen, zwaar bewapenden, tegenstander worden tegengegaan. De compagnie is er in geslaagd lang genoeg tegenstand te bieden om onderdeelen van het Regiment Grenadiers gelegen heid te geven inmiddels op te rukken, teneinde verdere uitbreiding van den vijand te beletten. Uit gegevens, verkregen van gevangen genomen Duitsche landingstroepen, is gebleken, dat de Duitschers er op hadden gerekend weinig of geen weerstand op het vliegveld Qcken- burg te ontmoeten. De valschermjagers moesten de toegangen naar het vliegveld afsluiten met name de daarheen leidende wegen te Kijkduin, het kruispunt Kijkduinschestraat met Laan van Meerdervoort, Loosduinen en den weg naar Monster, terwijl de eerste 158

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 182