vallen, is op deze mislukking onder meer van invloed geweest. Doch de voornaamste
oorzaak zal wel moeten worden gezocht in het feit, dat de algemeene leiding, welke aan
C.-III Div. was opgedragen (zie blz. 148), hierbij in velerlei opzicht heeft ontbroken en
de acties der rondom Valkenburg aanwezige troepen waaronder, zooals we zagen, 4
R.I. en IIe Depot infanterie in onvoldoende mate zijn gecoördineerd. Zoo werd in den
morgen van den tweeden oorlogsdag opnieuw (zie blz. 175) door II-4 R.I. op het dorp
aangevallen, waarbij tot in het dorp werd opgerukt. De voorwaartsche beweging kwam
echter tot staan, voornamelijk, doordat groote hinder werd ondervonden van het vuur
uit Oostelijke richting van 1-6 R.A. Dit onderdeel was sinds 10 Mei onder de bevelen
van C.-i R.I. geplaatst en heeft op 11 Mei, onbekend met den door C.-4 R.I. tegen Valken
burg ingezetten aanval, onder meer op Valkenburg gevuurd. Een in den avond van dezen
dag ondernomen aanval van I-9 R.I. leidde evenmin tot succes. Nadat op 12 Mei een
door C.-4 R.I. bevolen aanval, uitgevoerd door I en II-9 R.I., waarbij de Westrand van
het dorp werd bereikt, op bevel van C.-III Div. geen verderen voortgang vond, zijn geen
krachtige pogingen meer aangewend om Valkenburg te nemen. Waren vermelde acties
doorgezet, dan zou, volgens de verklaring van ooggetuigen, het dorp zeer waarschijnlijk
zijn heroverd, mede doordat bij de Duitschers gebrek aan munitie was ontstaan. De van
alle zijden, ingesloten Duitschers waren echter tot werkeloosheid gedoemd en alle verdere
handelingen werden hun onmogelijk gemaakt.
Valkenburg werd bij dit alles zeer zwaar getroffen. Het vuur der artillerie, alsmede de
overige oorlogshandelingen, eischten onder de burgerbevolking, waarvan eerst op 14
Mei een gedeelte gelegenheid kreeg naar Katwijk te evacueeren, een tweeëntwintigtal
slachtoffers. Vele gebouwen waaronder de kerk en school werden vernield, andere
Zwaar beschadigd. Ook van de Nederlandsche krijgsgevangenen, die door de Duitschers
naar het dorp waren medegenomen en in de kerk werden opgesloten, vonden verschil
lende den dood.
Het duinterrein tusschen 's-Gravenhage en Katwijk zou worden gezuiverd door een
gecombineerde actie uit Noordelijke en Zuidelijke richting tegen het Wassenaarsche Slag.
Door verschillende omstandigheden marcheerden de hiervoor bestemde bataljons uit
Noordelijke richting (I-i R.I., I-4 R.I. en II-9 R.I.) geheel afzonderlijk op, waardoor
het niet mogelijk was, om, zooals in het voornemen lag, bij het aanbreken van den dag
op 11 Mei tegelijk uit de bevolen uitgangsstellingen, ter hoogte van Klein Berkheide,
voorwaarts te gaan tegen het Wassenaarsche Slag. I-i R.I., hetwelk tijdig gereed was en
met groote voortvarendheid bij duisternis door het moeilijke duinterrein was opgerukt,
werd, tijdens een rust, bij het aanbreken van den dag (11 Mei) nabij het Wassenaarsche
Slag door een hevigen vijandelijken vuuroverval verrast, waarbij o.m. de bataljonscom
mandant sneuvelde en het bataljon verstrooid raakte. Van de beide andere zwakke bataljons
is II-9 R.I. bij het Wassenaarsche Slag nog in gevecht geweest, doch bleek tegen den
sterkeren vijand niet opgewassen. De in den namiddag (11 Mei) ingezette actie uit Zuidelijke
richting (20 R.I.- min drie bataljons-, III-12 R.I. en III-16 R.I.) had evenmin succes.
Hoewel niet vernietigd, was de vijand niettemin samengedrongen nabij het Wassenaarsche
Slag; met uitzondering van een kleinere afdeeling parachutisten in het bedekte complex
van De Pan, bleek het overige duinterrein Zuid van Katwijk daarna vrij van vijand te zijn.
Op 13 Mei is tegen De Pan nog een geslaagde zuiveringsactie ingezet door C.-III-4 R.I.
178