Het staat vrijwel vast, dat aan de overvallen op een spoor- en een voetbrug in het Oosten
des lands personen van Nederlandsche nationaliteit, die in Duitschland een militaire op
leiding hadden ontvangen, daadwerkelijk hebben deelgenomen. Of Nederlanders ook
betrokken zijn geweest bij overvallen elders, dan wel op andere wijze een verraderlijke rol
hebben gespeeld, kan voorshands niet worden uitgemaakt. Wel kwamen bij vele comman
danten berichten binnen omtrent „verraad", het schieten door burgers uit huizen, waar
genomen lichtsignalen, enz. De hiertegen te treffen maatregelen belastten den troep ten
zeerste, daar vele patrouilles en afdeelingen moesten worden uitgezonden, ter doorzoeking
van huizen of anderszins. Volgens de verslagen, enz. van de commandanten bleek verreweg
het grootste deel der ingekomen berichten op fantasie, voortgekomen uit den opgewonden
geestestoestand der aanbrengers, te berusten, terwijl in de overige gevallen geen voldoende
klaarheid omtrent de feiten kon worden verkregen.
Van verraad, gepleegd door officieren, onderofficieren en soldaten van het Nederlandsche
leger zijn geen feitelijke gegevens bekend geworden.
Helaas moet echter wel worden geconstateerd, dat verschillende officieren, onderoffi
cieren en manschappen hun krijgsplichten hebben geschonden, onder meer door de onder
hun bevelen staande plaatsen of posten buiten noodzaak, eigendunkelijk, te ontruimen of
te verlaten, dan wel door zich aan het gevecht te onttrekken. Naast deze plichtsverzakingen
treft men gelukkig ook tal van gevallen aan van moed, onverschrokkenheid, beleid, zelf
opoffering, trouw, plichtsbetrachting en andere hoedanigheden, welke de grondslagen
vormen voor een weerbaren geest. Deze geest deed meermalen tegen een plaatselijke over
macht van den vijand tot het uiterste volhouden. Niet alle gevallen van moedig en lafhartig
gedrag konden in het kader van deze publicatie worden behandeld. Naast de genoemde,
zijn nog tal van andere soortgelijke feiten aan te wijzen.
De gebreken, die zich in de Koninklijke Landmacht tijdens de oorlogsdagen hebben
geopenbaard, waren het rechtstreeksche gevolg van de onjuiste defensiepolitiek, die op
haar beurt samenhing met de onvoldoende belangstelling voor de landsverdediging, waar
van ons volk in den loop van zijn geschiedenis reeds vaker blijk heeft gegeven. De gevolgen
waren ditmaal zeer bedenkelijk. Indien het nageslacht zich bewust blijft van de talrijke
offers, welke het Nederlandsche Volk en het Nederlandsche Leger ten bate van het nage
slacht hebben gebracht, teneinde een roemloos en lijdelijk ondergaan van onze natie te
voorkomen, mag worden gehoopt en verwacht, dat de bittere les van 1940 voor een her
rijzend Nederland niet zonder vrucht zal zijn geweest.
V
XIV