dag werd het schip voor de kust, bij Hoek van Holland, door een Duitsch vliegtuig zoo danig gebombardeerd, dat het overhaast moest worden ontruimd, waarbij een groot ge deelte van de wapenen en uitrusting verloren ging. Het personeel werd voorloopig in het fort te Hoek van Holland ondergebracht. In den morgen van 12 Msi deden Duitsche vliegtuigen die ook op andere dagen activiteit vertoonden een grooten bomaanval op de reede en haven van Vlissingen. Door de 16* Batterij luchtdoelartillerie, een Fransche batterij en de luchtafweerbatterijen der schepen werden eenige vliegtuigen neergeschoten, maar ook eenige schepen (o.a. Hr.Ms. Mijnenlegger „Bulgia" en het hospitaalschip „Luetor et Emergo") gingen ver loren of werden beschadigd. Openbare gebouwen en woonwijken werden getroffen, militaire en burger slachtoffers waren te betreuren. Reeds op den iie« Mei en voornamelijk op den i3en, trokken gedemoraliseerde militairen van de Peel-Raamstelling door de Bathstelling Zeeland binnen. [Hier wist men in de gegeven omstandigheden met deze „troepen" eigenlijk geen raad. Hun gevechtswaarde was nihil, hun invloed op de in Zeeland gelegerde troepen, die den strijd nog niet hadden medegemaakt, funest.De C.Z. gaf den waarnemenden T.B.N.Br. de eigenlijke functionaris was in den vroegen morgen van 12 Mei nabij Loon op Zand krijgsgevangen gemaakt (zie blz. 63) opdracht, de aankomenden te registreeren, opnieuw in verbanden te vereenigen en in Oostkapelle en omstreken te legeren. Uit deze militairen, benevens uit den Staf van II-38 R.I. en het gros van 3-II-38 R.I., werd een zoo goed mogelijk geëncadreerd en bewapend bataljon gevormd, dat op 14 Mei naar Noord-Beveland vertrok, om dit eiland, te zamen met de reeds aanwezige sectie van de i« Compagnie Marine Troepen, te verdedigen. De via België in Zeeuwsch-Vlaanderen aangekomen troepen, teruggetrokken uit Noord- Brabant, werden aanvankelijk eveneens naar Walcheren doorgezonden. Toen het aantal echter steeds grooter werd, werden deze niet meer naar Walcheren overgebracht, doch werd ook in Zeeuwsch-Vlaanderen tot het samenstellen van nieuwe onderdeelen overge gaan. Het is de bedoeling van den C.Z. geweest in overleg met de Fransche generaals deze teruggevloeide troepen in Zuidelijke richting achter het front af te voeren, ze daar op hun verhaal te laten komen, vervolgens opnieuw uit te rusten en goed te oefenen, om ze daarna als Nederlandsch onderdeel in geallieerd verband den strijd te doen voortzetten. Zooals we hierna zullen zien, is het echter, door de snelle ontwikkeling der gebeurtenissen, slechts aan een klein gedeelte gelukt het continent nog tijdig te verlaten. Meer welkom dan deze resten van Nederlandsche onderdeelen waren troepen van Frankrijk en Engeland, die thans onze bondgenooten waren geworden. Nog in den middag van den ioen Mei vervoegden zich bij den C.Z. eenige Fransche officieren (een marine-officier en drie verbindingsofficieren van den staf van het T Leger) en een Engelsch officier met een vernielingsdetachement. In den namiddag arriveerde te Vlissingen de reeds genoemde „Groupement Beauchesne", die den volgenden dag doortrok naar Noord-Brabant (zie blz. 64). V Op 11 Mei kwamen te Vlissingen eenige schepen met Fransche infanterie 1), benevens de vrachtboot „Pavon" ffiet materieel en de luchtveger „Mardijk" aan; voorts eenige jagers en kleinere vaartuigen (chasseurs). Het geheele convooi stond onder bevel van den 189 Het door Generaal Gamelin toegezegde regiment (zie blz. 31) Zeer waarschijnlijk het 224e Regiment infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 213