Franschen Schout-bij-Nacht Platon, wiens commandopost in de oude gewelven onder het standbeeld van de Ruijter te Vlissingen werd gevestigd. Deze troepen, later nog ver sterkt, zouden Zuid-Beveland en Walcheren helpen verdedigen. Het commando over de Fransche troepen op Walcheren en Zuid-Beveland was in handen gelegd van den Franschen Generaal-majoor Durand, die onder de bevelen kwam te staan van den Schout bij-Nacht Platon. Deze schout-bij-nacht stond onder rechtstreeksch bevel van den „Amiral Nord" te Duinkerken, Amiral Abrial. Ook arriveerden reeds op dezen dag Fransche troepen voor de verdediging van Zeeuwsch- Vlaanderen, welke later eveneens nog aanzienlijk werden versterkt. Uiteindelijk werden Oost- en West- Zeeuwsch-Vlaanderen ieder door een Fransche infanteriedivisie of een gedeelte hiervan bezet. Commandanten dezer Fransche divisies waren resp. de Generaal-majoors Deslaurens (6oé Inf.Div.) en Beaufrère (68e Inf.Div.). De Nederlandsche troepen in hun gebieden werden door den C.Z. onder hun bevelen gesteld. 3. De strijd op zuid-beveland en Walcheren (zie schets Nr. xxxvi). De hoofdverdediging van het eiland Zuid-Beveland tegen een aanval uit Oostelijke richting zou worden gevoerd in de zoogenaamde Zanddijkstelling, die zich Oost van het Kanaal door Zuid-Beveland van Hansweert in Noordoostelijke richting naar Ierseke uitstrekte. Zij werd gedekt door inundatiën. Er vóór lag de Bathstelling, aanvankelijk bedoeld als beveiliging van Zuid-Beveland tegen een strategischen overval. Verschillende omstandigheden hebben er echter toe geleid de Bathstelling als vóórverdediging van de Zanddijkstelling te handhaven. Zij was nl. gedurende de mobilisatie voortdurend verbeterd en van beton-kazematten voorzien, terwijl het voorterrein zich zeer goed voor de verdediging leende. Bovendien zou door de verdediging van de Bathstelling de noodige tijd kunnen worden gewonnen voor het stellen van de inundatie vóór de Zanddijkstelling. Er voor was een flinke draad hindernis aangebracht en een 6 a 8 m breede gracht gegraven om het doordringen van vijandelijke pantserwagens te beletten. De voorbereide inundatie voor de Bathstelling kon echter, in verband met den lagen waterstand in die dagen, nagenoeg niet ten uitvoer worden gebracht. De commandant van de Bathstelling, C.-14 G.B., was gesteld onder de recht- streeksche bevelen van C.-Zuid-Beveland. Het bataljon was samengesteld uit twee tirailleurcompagnieën en een compagnie zware infanteriewapenen (zware mitrailleurs, pantserafweergeschut en 6 veld). Luchtafweermiddelen en artillerie waren niet aanwezig; van den artilleriesteun der hiervoor genoemde schepen is niets terecht gekomen. Land mijnen waren voor een gedeelte van de stelling aangebracht. De munitievoorraad was behoudens voor het pantserafweergeschut zeer ruim. Handgranaten waren aanwezig; bij de ze Compagnie zijn deze evenwel niet uitgereikt, aangezien het personeel nog nimmer met scherpe handgranaten had geworpen. Het bataljon bestond voornamelijk uit man schappen van de lichtingen 1939 en 194°> derhalve jonge lichtingen, die over het algemeen vrij goed waren geoefend. Uit den aard der zaak mocht, in verband met de geringe sterkte en de opgedragen taak het verkrijgen van tijdwinst slechts weerstand van beperkten duur worden verwacht. Dit was voorzien en maatregelen waren getroffen de bezetting tijdig achter de Zanddijkstelling terug te nemen. Een eventueele terugtocht mocht echter slechts plaats vinden op bevel van den C.Z. of van C.-Zuid-Beveland. Door het terug trekken der gedemoraliseerde troepen uit Noord-Brabant en meer nog door het neerleggen 190

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 214