HOOFDSTUK I. PERIODE VOORAFGAANDE AAN DEN OORLOG (1922—1940). A. KORT OVERZICHT VAN DE ONTWIKKELING VAN HET NEDERLAND- SCHE LEGER SINDS DE INVOERING VAN DE DIENSTPLICHTWET 1922 TOT DE MOBILISATIE VAN 1939. x. Legerstelsel. Als gevolg van onze zelfstandigheids pol it ie k was het Nederlandsche leger vóór 1940 zuiver ingesteld op „Nationale verdediging". De dienstplichtwet van 4 Februari 1922 (Staatsblad No. 43) huldigde het beginsel van algemeenen dienstplicht, doch de loting verdeelde de ingeschrevenen in gewone en buiten gewone dienstplichtigen en bepaalde, dat hiervan alleen de gewone dienstplichtigen zouden worden geoefend. Het jaarlijksche contingent gewone dienstplichtigen bedroeg aanvankelijk slechts ten hoogste 19.500, waardoor het noodig was bij mobilisatie on middellijk alle 15 lichtingen onder de wapenen te roepen, teneinde de oorlogsonderdeel en op volledige sterkte te kunnen brengen. Oudere mannen, huisvaders tot 35 jaar, zouden hierdoor onmiddellijk in het vuur worden gebracht, terwijl talrijke jongeren geen deel hadden aan de landsverdediging, zooals onderstaande getallen aantoonen. In 1938 waren ongeveer 73.000 man voor den dienstplicht ingeschreven. Het aantal dienstplichtigen, dat daarvan werd afgekeurd, bedroeg ongeveer 40%, zoodat voor genoemd jaar 43.000 man beschikbaar waren voor den dienst. Volgens de ongewijzigde dienstplichtwet zouden hiervan dus slechts 19.500 worden geoefend. Tengevolge van de geringe sterkte van de lichting was het leger opgebouwd uit de diepte. Dit had de consequentie moeten meebrengen van veel herhalingsoefeningen naast een grondige eerste oefening. Zooals bekend, werd noch aan het eene, noch aan het andere voldaan. Van een bepaald goed militiestelsel kan hier dan ook niet worden gesproken. Het was goedkoop, daarmede is het voldoende aangeduid. Nadat Duitschland zich had losgemaakt van het verdrag van Versailles en zich onder leiding van het Nazi-régime ging wapenen, keerden hier te lande de inzichten. In betrek kelijk snel tempo werden van 1935 af zeer belangrijke wijzigingen in de dienstplichtwet aangebracht, alle ten doel hebbende, de defensieve kracht van het land op te voeren. Ten gevolge van de weldra afgekondigde algemeene mobilisatie, waren bedoelde wijzigingen echter nog zeer weinig of niet doorgevoerd op het oogenblik, dat hier in Europa het Koninkrijk in den strijd werd betrokken. 2. Geoefendheid. Met uitzondering van de lichting 1938, die een eerste oefentijd van 11 maanden achter den rug had, waren de onbereden dienstplichtigen van de overige 14 lichtingen bepaalde Bekn. Overz. Krijgsverrichtingen Kon. Landmacht 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 21