HOOFDSTUK VII. DE LUCHTVERDEDIGING. A. AANVALLEN OP EN VERDEDIGING VAN VLIEGPARKEN, VLIEGVELDEN ENZ. Op hetzelfde tijdstip, waarop de Duitsche troepen massaal onze grens overschreden, vonden ook in het binnenland de eerste oorlogshandelingen plaats. Daar werden nl. om streeks 3.55 de vliegvelden door de Duitsche luchtmacht, welke zich blijkens de luchtwacht- meldingen van 1.36 af met tallooze vliegtuigen in hoofdzaak van Oost naar West over ons grondgebied had bewogen, met bommen en boordwapenen aangevallen. Bij deze eerste aanvallen, welke slechts met gering tijdsverschil voor de verschillende vliegparken, -velden enz. plaats vonden, kwamen de vijandelijke vliegtuigen in hoofdzaak uit Westelijke richting aangevlogen. Het doel van deze aanvallen was onze luchtstrijdkrachten uit te schakelen, dan wel door het bezetten van vliegvelden uitgangspunten voor verdere operaties te schep pen. Voor zoover deze aanvallen gepaard gingen met luchtlandingen, verliepen ze over het algemeen als in een brief van den Commandant van de luchtverdediging aan de comman danten van vliegparken enz. was aangegeven, zulks naar aanleiding van het bezetten van het vliegveld bij Oslo bij den overval op Noorwegen. Luchtaanvallen, gepaard met luchtlandingen, vonden plaats op de vliegparken Waal haven en Ypenburg, zoomede op de vliegvelden Ockenburg en Valkenburg, waarvan alleen de eerste twee in gebruik waren bij onze luchtstrijdkrachten. Gebombardeerd en (of) gemitrailleerd werden de vliegparken Bergen, Gilze-Rijen, Haamstede, Hilversum, de Kooy, Schiphol, Soesterberg, Souburg en Texel, alsmede de vliegvelden Eel de en Eindhoven. Het valt hierbij op, dat alleen het hulpvliegveld Ruigenhoek bij Noordwij kerhout, dat als vliegpark in gebruik was bij de IIIe Groep van het 2e Luchtvaartregiment vermoedelijk dank zij de zeer goede camouflage in het geheel niet is aangevallen. Op alle vliegparken, en -velden bevonden zich bewakingstroepen, terwijl die terreinen, voor zoover niet in gebruik, tevens waren versperd met putringen, autowrakken enz. De sterkte van deze bewakingstroepen was sinds 20 April, in verband met het gebeurde in Noorwegen, voor de voornaamste vliegvelden gebracht op een bataljon, dat soms nog met pantserwagens was versterkt; voor de andere was deze sterkte een of meer compagnieën, terwijl de niet bezette vliegvelden, in het gebied der Territoriale-bevelhebbers, door onderdeden van geringe sterkte werden bewaakt. De in de nabijheid der vliegparken enz. opgestelde luchtdoelbestrijdingsmiddelen stonden in het algemeen rechtstreeks onder de commandanten der verschillende luchtverdedigingskringen. 203

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 227