Voor de beschrijving van de luchtaanvallen, gepaard gaande met luchtlandingen tegen de vliegparken Waalhaven en Ypenburg en de vliegvelden Ockenburg en Valkenburg, als mede de verdediging hiervan, wordt verwegen naar hetgeen hierover reeds in hoofdstuk V (C en D) is vermeld. De eerste aanvallen op de overige, door luchtstrijdkrachten bezette, vliegparken hadden tot resultaat, dat alleen op het vliegpark Bergen nagenoeg alle daar opgestelde jachtvlieg tuigen zoodanig werden beschadigd, dat slechts enkele wederom gevechtsklaar konden worden gemaakt. Bij een later in den morgen herhaalden aanval op het vliegpark de Kooy, geraakten eveneens een aantal vliegtuigen in het ongereede. Overigens konden nog overal de jachtvliegtuigen, alsmede de T V-toestellen, overeenkomstig de desbetreffende bevelen, bij den eersten aanval het luchtruim kiezen, zij het ook dikwijls onder een regen van bommen of projectielen van boordwapenen. Dank zij de verspreide opstelling der toestellen buiten de vliegvelden, werd aan de vliegtuigen, welke niet waren aangewezen om onmiddellijk op te stijgen, geen noemenswaardige schade aangebracht. Het vliegpark Gilze-Rijen werd zoodanig omgeploegd door de bommen, dat nog slechts een smalle strook als startbaan kon worden benut. Op onze nationale luchthaven Schiphol beperkte zich de schade in hoofdzaak tot de gebouwen. Opmerkelijk was, dat niet is gepoogd de betonnen startbanen met bommen te vernielen. Ook de overige vliegvelden bleven voor het starten en landen geschikt. Alleen op de vliegparken Haamstede en Bergen vonden ook in de volgende oorlogsdagen nog lichte bombardementen of beschietingen plaats, waarbij op Haamstede op 13 Mei alle daar nog aanwezige vliegtuigen verloren gingen. B. HET OPTREDEN DER LUCHTVERDEDIGINGSORGANEN. 1. Het optreden der luchtstrijdkrachten. Tot de taak van de luchtstrijdkrachten behoorde in de eerste plaats de luchtverdediging van het binnenland, alsmede de strategische verkenningsvliegdienst en de bombardeer- vliegdienst. De hiertoe benoodigde jagers, verkenners en bombardeurs waren ingedeeld bij het ie Luchtvaartregiment (1 Lv.R.), dat daartoe rechtstreeks ressorteerde onder den Commandant van de luchtverdediging, tevens het Hoofd van de afdeeling Luchtverdediging van het Algemeen Hoofdkwartier. In verband met bovenstaande taak bestond 1 Lv.R. uit twee Groepen, de Jachtgroep (II-i Lv.R.) en de Strategische Groep (I-i Lv.R.). De Jachtgroep telde vier Jachtaf- deelingen (ie t/m 4e Ja. V.A.), waarvan twee uitgerust waren met den modernen GI Jachtkruiser met max. snelheid van 475 km/u en twee met den iets ouderen D XXI-jager, die een max. snelheid van 450 km/u bereikte. De Strategische Groep bestond uit een Afdeeling verkenners de Strat. Ver. V.A. (1-I-1 Lv. R.) uitgerust met ons modernste verkenningstoestel, den C X, dat echter bij buitenlandsche toestellen reeds ver ten achter stond, alsmede uit een Bombardeer Vliegtuig Afdeeling de Bom. V.A. (2-I-1 Lv.R.) uitgerust met den T V, een vijf— persoons middelbaren bommenwerper, tevens bedoeld als luchtkruiser, die in verge lijking tot de buitenlandsche bij zijn ingebruikstelling in 1936 reeds verouderd was. 204

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 228