De max. snelheid van een C X toestel bedroeg 320 km/u, die van een T V 420 km/u. De luchtstrijdkrachten, bestemd voor directe samenwerking met de troepen op den grond, waren ingedeeld bij het 2® Luchtvaartregiment (2 Lv.R.), dat rechtstreeks ressor teerde onder den Commandant van het Veldleger. Dit regiment bestond uit een viertal Verkenningsgroepen (I t/m IV Verk.Gr.), elk in beginsel berekend voor samenwerking met een legerkorps, en een Jachtgroep, de Jacht Gr.-Veldleger (V.Lr.). Deze verkenningsgroepen waren uitgerust met een aantal CV-vliegtuigen oude toe stellen, reeds dateerend uit 1925 met een max. snelheid van 260 km/u bestemd voor tactische verkenningen en den verbindingsvliegdienst, alsmede eenige FK 51- machines, bestemd voor den artilleriewaarne- mingsdienst, bij voorkeur onder bescherming te ge bruiken. Dit waren lichte verkenners met een max. snel heid van 230 km/u. Waarschijn lijk door het snelle oorlogsverloop zijn geen artillerievlieg tuigen aangevraagd en zijn de FK 51- machines ook niet gebruikt. De CV- en CX-vliegtuigen waren ingericht voor het meevoeren van eenige lichte bommen. De Jachtgr. V.Lr. was bestemd voor den jachtvliegdienst bij het Veldleger. Van deze groep waren nog slechts twee van de drie Afdeelingen uitgerust met vliegtuigen; de een met D XXI jagers, de andere met de Amerikaansche Douglas Northrop D 8 A, een tweepersoons verkennings- tevens slagvliegtuig, dat ook lichte bommen kon meevoeren en bestemd was om later bij de Verkenningsgroepen te worden ingedeeld, doch voorloopig als jager werd ingezet. De vliegscholen, behoorende tot het Depot luchtstrijdkrachten, waren gestationneerd op de vliegparken Haamstede, Souburg en Texel. Onderstaand staatje geeft een overzicht van de dislocatie van de luchtstrijdkrachten bij den aanvang van den oorlog op 10 Mei 1940. Hierbij zijn tevens aangegeven het aantal en de typen der toestellen, ingedeeld bij de verschillende afdeelingen, welke op dat moment gevechtsgereed waren. G I-Jachtkruiser max. snelheid 475 km/u. 205

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 229