De lokaliteiten (vereenigingslokaliteiten), welke zij daartoe gebruikten, wendden zij tevens aan voor het openen van ontspannings- of ontwikkelingsmogelijkheden aan de hun toevertrouwde manschappen, zoodat dezen in hun vrijen tijd onttrokken werden aan invloeden, die hun godsdienst en zedelijk leven, alsook hun eigenschappen als militair, slechts konden schaden. Op dit laatste punt kwam op verschillende plaatsen samenwerking tot stand tusschen den aalmoezenier en de afdeeling „Ontwikkeling en Ontspanning" van het Algemeen Hoofdkwartier. Meer echter dankten de aalmoezeniers nog aan een comité van geloófsgenooten, dat alom in den lande middelen bijeenbracht om hen in hun arbeid te steunen. Daarnaast stond eens in de maand een godsdienstoefening, gedurende den diensttijd. Behalve deze loopende zielzorg moesten de aalmoezeniers zich ook voorbereiden op de zielzorg voor de soldaten, wanneer eenmaal de oorlog uitbrak. Zij deden dit op ver schillende wijzen. Ten eerste: door de mannen zelf voortdurend de mogelijkheid van het uitbreken van een oorlog voor oogen te houden en hun te instrueeren hoe in dat geval te handelen, wanneer de priester in het uur van gevaar niet aanwezig zou zijn. Ten tweede: door voor die oorlogsterreinen, waarop verwacht kon worden, dat de aal moezenier niet tijdig bij zijn manschappen kon zijn, de hulp in te roepen van niet bij het leger ingedeelde priesters ter plaatse. Ten derde: door voor zichzelf een plan op te maken hoe bij acuut dreigend oorlogs gevaar te handelen, zoodat alle militairen den priester konden hebben gezien, eer zij den dood zagen. Toen de oorlog uitbrak, bleek, dat deze plannen niet overal tot uitvoering konden ge raken. De taktiek van den vijand, die de vliegvelden en enkele andere vitale punten in de Vesting Holland uit de lucht overrompelde, stelde de aalmoezeniers, daar ter plaatse werkzaam, voor het feit, dat zij eensklaps zonder eenige voorbereiding te kunnen treffen, in het strijdgewoel werden geworpen. Anders dan de aalmoezeniers van de onderdeelen in de Grebbestelling opgesteld, die hun plan wèl konden volvoeren, moesten deze priesters onmiddellijk doen wat de hand te doen vond. Hun eerste zorg gold de gewonden en de stervenden. De tijd werd hun in den regel niet gegund om de mannen, die zich naar het terrein van den strijd begaven, één voor één met de hulpmiddelen der Kerk bij te staan; zij moesten zich grootendeels be palen tot korte toespraken aan groote groepen en tot het collectief verleenen van de abso lutie. Niettemin konden zij herhaaldelijk bespeuren, dat ook deze vorm van geestelijke hulpverleening den moed der soldaten verhoogde. Eerst goed bespeurden dit de aalmoeze niers, wier arbeidsveld in het Oosten lag. Zij konden naar hun tevoren opgemaakt plan hun eerste zorg richten op het toedeelen van de geestelijke krachtmiddelen aan manschappen, voor wie de strijd eerst binnen enkele dagen te verwachten viel en die zij dus één voor één konden helpen, hun biecht konden hooren, hun H. Communie konden geven en hen met de natuurlijke hulpmiddelen van den vertrouwensman konden bijspringen. Dag en nacht trokken zij, zoolang de vijand nog niet voor de linie stond, door de loopgraven om de mannen op te zoeken en op den strijd voor te bereiden. Op sommige punten van het front liet de loop der gebeurtenissen het toe, dat de aalmoezenier op den Pinksterochtend in de open lucht of in een schuur of een andere gelegenheid de Pinkstermis voor zijn mannen opdroeg. Herhaaldelijk echter werd hij daarbij bedreigd door ernstig gevaar uit de lucht. 219

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 243