PROCLAMATIE.
BIJLAGE V.
AAN DE BEVOLKING.
Duitschland heeft hedenmiddag Rotterdam gebombardeerd, terwijl Utrecht eveneens
met vernietiging wordt bedreigd. Ter sparing van de burgerbevolking en ter voorkoming
van verder bloedvergieten, meen ik gerechtigd te zijn om aan de daarvoor in aanmerking
komende troepen het bevel te geven den strijd te staken. Aan deze troepen is tevens op
dracht gegeven om tot aankomst van de Duitsche geregelde troepen de orde te handhaven
en de daartoe noodige wapens en munitie te behouden. De strijd in Zeeland wordt nog
voortgezet.
Ik breng met nadruk onder de aandacht van de bevolking dat alle tot nu toe geldende
wettige bepalingen ter verzekering van de orde en de rust moeten worden nageleefd en
dat het militaire gezag ter plaatse bevoegd blijft tot het oogenblik dat Duitsche troepen
zullen zijn aangekomen.
Ik doe een beroep op de bevolking om door een waardige, ernstige, rustige houding
tijdens de bezetting die komen gaat, den eerbied van den vijand af te dwingen.
Door groote overmacht van de meest moderne middelen is hij er in geslaagd onzen weer
stand te breken. Wij hebben ons niets te verwijten gedurende dezen oorlog. Uw houding
en die van de troepen was rustig en vastberaden, Nederland waardig. Behoudt deze houding,
vergeet niet dat gij Nederlanders zijt en dat het Koninkrijk der Nederlanden, al zal het
moederland grootendeels door den vijand worden bezet, niet heeft opgehouden te bestaan.
Aan het einde van den oorlog zal Nederland weder als zelfstandige, vrije natie opstaan.
LEVE HARE MAJESTEIT DE KONINGIN!
De Generaal Opperbevelhebber van
Land- en Zeemacht,
H. G. WINKELMAN.
Algemeen Hoofdkwartier 14 Mei 1940.
227